DOI: 10.5553/TFPP/295044302023001001001

Tijdschrift voor Forensische Psychiatrie en PsychologieAccess_open

Redactioneel

Een goede binnenkomer

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Michiel van der Wolf en Vivienne de Vogel. (2023). Een goede binnenkomer. Tijdschrift voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (1) 1, 3-8.

Dit artikel wordt geciteerd in

      - ‘We hebben een Nederlandstalig tijdschrift voor de forensische gedragskunde opgericht.’
      - ‘Oh wat leuk, maar bestaat dat dan nog niet?’

      Dit was een veelvoorkomende reactie van mensen die iets verder van het forensische veld af staan. De tekenende vanzelfsprekendheid waarmee zij van het bestaan ervan uitgaan, weerklinkt ook in de aanwezigheid van vergelijkbare specialistische wetenschappelijke tijdschriften in de taalgebieden om ons heen. Uiteraard zijn er veel Engelstalige tijdschriften op het gebied van de forensische gedragskunde, die immers de nationale markt in verschillende landen die Engels als voertaal hebben bedienen, naast de internationale markt (of Noord-Amerikaanse of Europese) met het Engels als wetenschappelijke lingua franca. The Journal for Forensic Psychiatry and Psychology is voor deze vergelijking een vrij letterlijk voorbeeld van zo’n tijdschrift, maar er zijn er vele. Ook in het Duitse taalgebied zijn er verschillende tijdschriften, waaronder Forensische Psychiatrie, Psychologie, Kriminologie en Forensische Psychiatrie und Psychotherapie.

      Wie zich in het forensisch gedragskundige onderzoeksveld zelf begeeft, wordt vroeg of laat deze leemte in Nederland gewaar. Voor ons werd die steeds meer onontkoombaar, doordat we zelf als relatief nieuwbakken hoogleraren steeds meer jonge onderzoekers te begeleiden kregen. Denk aan promovendi, maar ook aan klinisch psychologen in opleiding die in het kader van die opleiding onderzoek verrichten dat een publicabel artikel moet opleveren, en andere startende onderzoekers in het forensische veld, waaronder behandelaars die naast hun behandelwerk onderzoek verrichten. Zij worden door deze leemte gedwongen hun studies aan te passen aan de eisen van meer algemene tijdschriften in onder meer de psychiatrie, de psychologie, de criminologie en het (straf)recht. Hoewel publicatie in dergelijke tijdschriften ook interessant kan zijn om een breder publiek te bereiken, is de inhoud niet altijd passend of vereist het veel extra uitleg over het forensische veld, terwijl de kans op afwijzing groter is vanwege de concurrentie met allerlei andere deeldisciplines daarbinnen. Uitwijken naar specialistische internationale tijdschriften vraagt soms juist binnen de forensische disciplines om aanpassing van de eigen nieuwsgierigheid en onderzoeksvragen, om deze begrijpelijk en relevant te maken voor de internationale context. Echter, juist omdat de context van het (straf)recht zo nationaal is, bestaat al met al de kans dat veel relevant onderzoek niet gedaan of gedeeld wordt omdat voor de publicatie ervan het juiste gremium niet bestaat. Deze zorgelijke conclusie, gecombineerd met een gedeelde gevoelde verantwoordelijkheid en een flinke dosis enthousiasme voor ons vakgebied, heeft ons doen besluiten in dit gat te springen.

      Vanuit het forensische onderzoeksveld zelf kregen we dan ook vooral veel positieve reacties op ons voornemen. Soms zelfs gepaard met een opmerking dat iemand zelf ook wel eens met een dergelijke gedachte had gespeeld, maar hier geen gevolg aan had gegeven vanwege de hoeveelheid werk die dit met zich mee zou brengen. Dat het veel werk met zich meebrengt, hadden wij ook wel ingeschat en hebben we inmiddels gemerkt. Tussen het opwerpen van het plan, in een van onze oraties,1x M.J.F. van der Wolf, In de war van verwarring. De (taak van de) forensische psychiatrie in deze tijd (oratie Leiden), Den Haag: Boom criminologie 2022 (open access via de site van de universiteit). en de constituerende redactievergadering in het Academiegebouw in Groningen op 26 januari 2023, zat al ongeveer negen maanden. De vergelijking dringt zich op met een periode van blijde verwachting, een soepele bevalling en pittige kraamtijd, al zullen we die hieronder maar niet consistent uitwerken.

      In de fase voor de oprichting lag de nadruk op het vinden van een uitgever en een redactie. Dit bleken, mede door het evidente gat in de markt, gelukkig vrij eenvoudige opgaven. Het idee bleek voor zichzelf te spreken en velen evenzeer te kunnen enthousiasmeren. De eerste uitgeverij die we benaderden, Boom juridisch/criminologie in de persoon van Joris Bekkers, bleek dan ook meteen zeer geïnteresseerd om het tijdschrift uit te geven, mede door de mogelijkheden tot samenwerking met het fonds Boom Psychologie & Psychiatrie in Amsterdam. Omdat we een tijdschrift willen zijn dat voor iedereen in het veld ‘eigen’ voelt en daarnaast van goede kwaliteit is, hebben we in het vormen van de redactie gestreefd naar voldoende vertegenwoordiging van zowel de verschillende disciplines in de forensische gedragskunde als de wetenschappelijke centra op dit terrein in het land. Daarbij hebben we deelgebieden geformuleerd, waarop we meenden kopij te kunnen verwachten. Zo hebben we wat ons betreft een zeer hoogwaardige diverse redactie weten samen te stellen met deskundigen aan het hoofd van de verschillende inhoudelijke deelredacties (zie colofon). Ten slotte werd ons door de uitgever een uitstekende redactiesecretaris voorgesteld, die wat hij aan ervaring wellicht mist meer dan goedmaakt in interesse en inzet.

      De kwaliteiten van de redactie zijn ons meteen gebleken in het vormgeven van het tijdschrift en de eerste nummers. Hier dient uiteraard het vele werk zich aan. Er moeten keuzes gemaakt worden over wat voor tijdschrift het gaat worden. Eén van de eerste beslissingen die genomen moest worden, was die voor een titel. We zullen niet alle opties langsgaan, maar de keuze was tussen een meer creatieve beschrijving van het vakgebied en een meer formele. Voor de laatste categorie werd gekozen, vooral ook bij gebrek aan een overtuigende favoriet in de eerste categorie. Met die keuze voor de titel hing meteen ook een keuze voor het bereik samen; zo had ‘Nederlands’ het eerste woord van de titel kunnen zijn. Uiteindelijk is er gekozen voor een Nederlandstalig tijdschrift, hetgeen ook bijdragen uit andere landen mogelijk maakt. Vanzelfsprekend is dit vooral voor Vlaanderen relevant. Waar wij ons in eerste instantie hadden gericht op bijdragen die in ieder geval relevant zijn voor de Nederlandse situatie, bleek al snel dat in België een vergelijkbare leemte wordt gevoeld, zeker ook uit de hoeveelheid Vlaamse voorstellen voor kopij. Hiermee is het voorstelbaar dat het tijdschrift zich meer ontwikkelt in de richting van een Nederlands-Vlaams tijdschrift, wat dan wel consequenties zal moeten hebben voor de samenstelling van de redactie, waar nu slechts één Vlaamse in vertegenwoordigd is. Een dergelijk tijdschrift dat de landsgrenzen overstijgt brengt vervolgens wel weer keuzes mee over taalgebruik, waarbij voorlopig als ondergrens geldt dat begrippen die in België en Nederland een duidelijk andere betekenis hebben nader worden uitgelegd.

      Met het vaststellen van de titel kon er een aantal ontwerpen voor een omslag gemaakt worden, waarvan de wat ons betreft meest mooie thans dit eerste nummer omgeeft. Dat dit proces snel ging was prettig voor de PR, zo kon een eerste call al in de stijl, kleurenstelling en met het ontworpen logo van het tijdschrift worden uitgezet op 5 april 2023. Omdat het een nieuw tijdschrift betreft, hebben we ons eerst gericht op voorstellen voor bijdragen in plaats van hele artikelen. Zo konden we met de reacties op de eerste call uiteindelijk ten minste twee eerste nummers samenstellen, waarbij uiteraard geen garantie op plaatsing werd gegeven, daar dit afhankelijk was en is van de uiteindelijke kwaliteit van de bijdrage. We hopen nadrukkelijk dat met de groeiende bekendheid van het tijdschrift, waaraan dit eerste nummer ook een impuls moet geven, kan worden overgegaan op een systeem waarin volledige bijdragen worden ingestuurd. Uit de tekst van de call blijkt ook een aantal verdere inhoudelijke keuzes van de redactie:

      ‘Met de oprichting van dit eerste Nederlandstalig tijdschrift voor het deelgebied van de forensische gedragskunde, hopen we in een leemte te voorzien. Hiermee willen we uitnodigen om relevant onderzoek te publiceren – of relevante kennis of onderbouwde opinies te delen – voor de Nederlandse forensische context, zonder dat het onderzoek zich aanpast aan de eisen van een internationaal of generiek tijdschrift. Aangezien de forensische gedragskunde zich begeeft op het grensvlak van verschillende disciplines (zoals psychiatrie, psychologie en recht) willen we ruimte bieden aan bijdragen van verschillende aard en ook waarin methoden (of kennis uit verschillende disciplines) worden gecombineerd. Voorop staat dat ze toevoegen aan de “body of knowledge” binnen ons deelgebied. Daarbij willen we maatwerk bieden ten aanzien van de kwaliteitseisen die gebruikelijk zijn voor publicaties in het betreffende vakgebied: bijvoorbeeld wat betreft de review-procedure, de opbouw, de omvang, of een referentiesysteem.
      Als bijdragen verwelkomen we wetenschappelijke artikelen (onderzoeksverslagen) en onderbouwde vakinhoudelijke bijdragen/opinies/boekbesprekingen. Voor de eerste nummers is het mogelijk om een voorstel voor een beoogd artikel in te sturen. Bijdragen kunnen bijvoorbeeld betreffen: het beleid of juridisch kader van het forensische zorgveld, zowel voor volwassenen als jeugd; determinanten van delinquent gedrag; pro justitia-rapportage; behandeling; risicotaxatie/risicomanagement; en elk ander relevant onderwerp op ons deelgebied.’

      We willen ruimte geven aan gebruiken binnen de verschillende disciplines. Zo worden er in verschillende disciplines verschillende referentiesystemen gebruikt en willen bijdragen in juridische tijdschriften nog wel eens langer mogen zijn dan in medische of sociaalwetenschappelijke tijdschriften. Om toch enige richting te geven, hebben we in de auteursrichtlijnen (zie colofon) wel marges voor de omvang gegeven (voor een wetenschappelijke bijdrage 6000 tot 8000 woorden en voor een vakinhoudelijke bijdrage maximaal 6000 woorden). Ook hebben wij ervoor gekozen om het beeld van het referentiesysteem zo uniform mogelijk te maken: in voetnoten staan korte verwijzingen en de volledige verwijzingen zijn te vinden in een literatuuroverzicht achteraan de bijdrage.

      We mikten, mede gezien de binnengekomen hoeveelheid voorstellen, in eerste instantie op twee nummers in 2023. Nu de procedure om tot een mooie verzameling van bijdragen van voldoende kwaliteit te komen optimistischer bleek dan de werkelijkheid, is de verschijning van het eerste nummer wat uitgesteld en zal ons tweede nummer pas in 2024 uitkomen. Maar passend bij de visie van de redactie, en om met het eerste nummer een goede toon te kunnen zetten, gaat kwaliteit voor ons tijdschrift boven snelheid. Die kwaliteit wordt gewaarborgd door een systeem van peer review door twee beoordelaars. Een ‘peer’ wordt door ons beschouwd als iemand die deskundig is ten aanzien van de inhoud van de bijdrage. Dit kan zowel iemand uit de redactie zijn als iemand daarbuiten, uitgezocht door het hoofd van de betreffende deelredactie. Mogelijk wordt in de toekomst met uitgebreidere deelredacties gewerkt, maar ook geïnteresseerde peer reviewers mogen zich kenbaar maken. De bijdragen zijn beoordeeld aan de hand van gebruikelijke criteria voor wetenschappelijke bijdragen. Voor vakinhoudelijke bijdragen bleek dit wat minder passend, zodat met name de onderbouwing van de opinie en de relevantie van adviezen voor de praktijk als criteria zijn gehanteerd. Verwerkte feedback is zowel door de reviewers bekeken als door (één van) ons als hoofdredactie. Dergelijke beoordelingskaders of -formulieren en -procedures zijn mogelijk nog aan verandering onderhevig, met als doel om een steeds beter werkbaar systeem te creëren waarbij geen concessies worden gedaan aan de kwaliteitsborging. Deze standaard is vooral van belang, omdat het onderzoeksveld een klein wereldje is, zodat uiteindelijk transparantie over de procedures van groot belang is. Zo kunnen redactieleden tevens (co-)auteurs zijn van bijdragen, zoals al blijkt uit dit eerste nummer, waarbij dan uiteraard geldt dat ze in het hele proces van beoordeling van de betreffende bijdrage geen rol spelen. Ook vragen over het beoordelingsproces kunt u via het mailadres in het colofon stellen.

      Door het vele voorbereidende pionierswerk, en de keuze voor kwaliteit boven snelheid, blijft het in 2023 bij één nummer in plaats van de beoogde twee. Voor volgend jaar mikken we op drie nummers, waarvan er één een themanummer is. Uit de ingestuurde voorstellen kwam al een mooi thema bovendrijven dat kennelijk leeft in het veld en waar we zeer waarschijnlijk een eerste themanummer van gaan maken. Uiteraard kan het in de toekomst ook zo zijn dat de redactie zelf meer top-down een thema agendeert.

      Met slechts een eerste nummer in handen, is het wellicht nog te vroeg om te stellen dat dit al het werk meer dan waard is geweest, juist ook omdat veel van de inspanningen een basis hebben gelegd voor de langere termijn. We hopen dan ook van de lezer de bevestiging te krijgen dat het tijdschrift een goede binnenkomer is in het veld doordat het in een behoefte voorziet. Een belangrijk teken daarvan zal ook zijn dat het zich een vaste plaats zal verwerven als wetenschappelijk en vakinhoudelijk communicatiemiddel voor het veld. Hierbij zijn we vooral afhankelijk van een continue stroom aan ingestuurde artikelen, waartoe we de onderzoekers en meer praktisch werkende gedragskundigen (of juristen) in het veld van harte uitnodigen. We zijn ons ervan bewust dat de kwaliteit van de eerste nummers van invloed is op hoe uitnodigend dit is. Wat dat betreft denken wij met dit eerste nummer een goede binnenkomer te maken en de toon te zetten. Het is in ieder geval een goede representatie van wat we met het tijdschrift beogen en zodoende een prettige bevestiging van de verwachtingen vooraf. Waar dit redactioneel tot nu toe vooral gebruikt is om uitleg te verschaffen over het idee en de opzet van het tijdschrift – vanzelfsprekend bij een eerste nummer en daarom ook geschreven door de beide oprichters en hoofdredacteuren – zal het vanaf dit punt de meer gebruikelijke vorm van een inleiding op het nummer aannemen als een goede binnenkomer daarvoor.

      Dit eerste nummer is zowel een mooie afspiegeling van de onderwerpen waarover we kopij hadden verwacht, alsook van de kaders waarbinnen de bijdragen tot stand zijn gekomen. Dat het nummer bestaat uit drie wetenschappelijke bijdragen en twee vakinhoudelijke onderstreept dat het blad vooral een podium, en daardoor stimulans, wil zijn voor onderzoek dat direct van waarde is voor de forensische praktijk.
      Het artikel van Clercx et al. is een voorbeeld van een studie van onderzoekers uit een instelling voor forensische zorg die vooral binnen de Nederlandse praktijk van waarde is. De koppeling van statische risicofactoren aan het bereiken van de verschillende verloffasen binnen de tbs, is het verbinden van meer universele risicotaxatiegegevens aan een typisch Nederlands beleids- dan wel behandelinstrument.
      Ook het onderzoek van Oosterhuis et al., een artikel in het kader van een promotieonderzoek, is vooral voor de Nederlandse context relevant, nu artikel 2.3 Wet forensische zorg een vrij bijzondere positie heeft binnen het Nederlandse juridische kader voor zorg op initiatief van de strafrechter. Anderzijds is de overgangsmogelijkheid van het justitiële circuit richting de reguliere geestelijke gezondheidszorg internationaal vrij bekend juridisch instrumentarium en is wat dat betreft de invloed van de ernst van het delict bij die beslissing, waar deze studie zich op richt, ook breder relevant.
      De studie van Van den Broek et al. is verricht in het kader van de opleiding tot klinisch psycholoog. Het is een voorbeeld van een meer recente focus binnen het risicotaxatieonderzoek op de wijze van communicatie over risico’s, onderzocht voor de Nederlandse forensische en justitiële praktijk in een groep pro justitia-rapporteurs.
      De vakinhoudelijke bijdrage van Van der Baan et al. gaat over het terrein van de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie. Aan eerder onderzoek worden adviezen ontleend over het doen van onderzoek in gesloten jeugdzorginstellingen, zodat het zich vooral richt op het vak van onderzoekers in het forensische veld.
      De bijdrage van Wanzeele en Seys is daarentegen meer gericht op de inhoud van de forensische behandeling, specifiek van zedendaders die een ontkennende houding hebben ten opzichte van hun delict. Deze bijdrage uit Vlaanderen is hiermee van waarde voor de forensische behandelinhoud in allerlei nationale contexten.
      Engelse samenvattingen van de bijdragen worden aan het eind van elk nummer opgenomen, omdat – zoals hierboven al een paar keer is benoemd – inzichten uit het Nederlandse taalgebied ook relevant kunnen zijn voor internationale contexten of onderzoeken.
      Juist ook om het karakter van dit tijdschrift als communicatiemiddel voor forensische gedragskundige kennis te benadrukken, is de rubriek ‘Signaleringen’ een vast onderdeel van elk nummer. In dit eerste nummer zijn er verslagen van relevante bijeenkomsten te vinden uit het recente verleden, naast signaleringen van verschenen nationaal en internationaal onderzoek en verdedigde proefschriften. Voor komende nummers verwelkomen we daarnaast onder meer korte verslagen van masterscripties op het terrein van de forensische gedragskunde. Ook hiervoor zijn we afhankelijk van de input van u als lezer, die we evenveel plezier gunnen bij het lezen als wij als redactie hebben gehad bij het tot stand brengen van dit tijdschrift.

    Noten

    • 1 M.J.F. van der Wolf, In de war van verwarring. De (taak van de) forensische psychiatrie in deze tijd (oratie Leiden), Den Haag: Boom criminologie 2022 (open access via de site van de universiteit).


Print dit artikel