DOI: 10.5553/TvC/0165182X2022001

Tijdschrift voor CriminologieAccess_open

Artikel

Het besturen van migratie door middel van covid?

Een analyse van de Nederlandse politiek en het media discours ten tijde van een pandemie

Trefwoorden crimmigration, discourse, securitization, politicization
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Maartje van der Woude en Nanou van Iersel. (2022). Het besturen van migratie door middel van covid?. Tijdschrift voor Criminologie (64) 3, 251-279.

    This article examines Dutch political discourse in response to the first wave of the global Covid-19 pandemic. In so doing it analyses to what extent the development and tone of this discourse is following the logic of ‘governing through migration control’. Following this logic, migration is put forward as a problem or a cause of various problematic societal developments even when there is no evidence to suggest such a thing. As a result, a harsher tone in the discourse around migration should be observed, as well as concrete measures to (further) curb the mobility of people. The article finds that, at least in this first wave of the pandemic, these specific dynamics are not obviously present in Dutch political discourse, nor in the media discourse.

Dit artikel wordt geciteerd in

      Dit artikel onderzoekt het Nederlandse politieke en media discours als reactie op de eerste golf van de wereldwijde covid-19-pandemie. Hierbij staat de vraag centraal in hoe­verre de ontwikkeling en toon van dit discours de logica volgt van wat in de literatuur ook wel aangeduid wordt als ‘regeren door middel van migratiecontrole’. Volgens deze logica wordt migratie naar voren gebracht als een oorzaak van verschillende problematische, complexe, maatschappelijke ontwikkelingen, zelfs als er geen bewijs is om een dergelijk causaal verband te suggereren. Vanwege de veronderstelde relatie tussen migratie en het maatschappelijk probleem – in dit geval de covid-19 pandemie – wordt er een hardere toon in het discours rond migratie aangenomen, en kan dit zich zelf vertalen naar het nemen concrete maatregelen om de mobiliteit van mensen (verder) te beteugelen. Het artikel stelt vast dat, in deze eerste golf van de pandemie, deze specifieke dynamiek niet duidelijk aanwezig is in het Nederlandse politieke discours, noch in het mediadiscours.

    • Inleiding

      In het voorwoord van zijn grondleggende werk Governing through Crime: How the War on Crime Transformed American Democracy and Created a Culture of Fear stelt Jonathan Simon (2007) dat de bestuurlijke preoccupatie met criminaliteit een fundamentele uitdaging vormt voor de instandhouding van westerse democratieën. Volgens hem wordt een (te) breed scala aan maatschappelijke vraagstukken benaderd vanuit een veiligheidslens, waarmee ook de wet- en regelgeving die traditioneel tot het strafrecht behoren, overvloeien naar andere overheidsdomeinen. Een jaar later passen Mary Bosworth en Mhairi Guild (2008) deze thesis toe op de context van migratie. Waar Simon spreekt van governing through crime, ofwel besturen door middel van criminaliteit, spreken zij van governing through migration control, besturen door middel van migratie. Bij deze laatste vorm van ‘besturen door middel van’ worden allerlei sociale problemen gepresenteerd als voortkomend uit ­migratievraagstukken. Hierbij komt kijken dat een zeer uiteenlopende groep van mensen (van ongedocumenteerden tot asielzoekers en van zogeheten ‘economische migranten’ tot gedetineerde vreemdelingen) als homogene groep ‘migranten’ wordt beschouwd en behandeld.

      Zowel het besturen door middel van criminaliteit als de criminalisering van migratie is ruimschoots onderzocht vanuit verschillende disciplines (zie ook Franko, 2020; Van der Woude e.a., 2017; Weber & McCulloch, 2019). Vastgesteld is de ontwikkeling van crimmigration, ofwel de samensmelting van migratie en criminaliteit in beleid, wetgeving en discours (Stumpf, 2006). Nog problematischer is de normalisering hiervan; kijkend naar Nederlandse parlementsdebatten blijkt criminaliteit veelvuldig geframed als een migratie- of integratieprobleem (Brouwer e.a., 2017).1x Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 3, item 5, p. 33 en 55. Dergelijke aannames behoren niet alleen tot het jargon van politieke partijen waarvan de kritische houding ten opzichte van migratie welbekend is (denk aan PVV, FvD of JA21). Integendeel, uitspraken, beleids- en wetgevingsvoorstellen die duiden op crimmigration komen in het gehele politieke spectrum voor en worden met weinig weerstand ontvangen. Zo wordt de voorgaande Staatssecretaris voor Asiel en Migratie (VVD) door een collega (eveneens VVD) geprezen om de lancering van ‘een Top-X aanpak’2x De term ‘Top-X aanpak’ komt oorspronkelijk uit het strafrechtelijk domein. De aanpak bestaat onder andere uit monitoring en begeleiding van jonge daders (voornamelijk van delicten als straatroof, woninginbraak en overval) (Veiligheidshuis Regio Utrecht, 2018)., die als volgt wordt omschreven:

      ‘(…) een lijst van de meest overlastgevende asielzoekers, die dan echt snel in de kraag kunnen worden gevat. Ketenmariniers die daar rondlopen en hun uiterste best doen. (…) Overlastgevers sneller vastzetten. De Staatssecretaris zet zich ook in om de terugkeerrichtlijn daarop aan te passen, zodat bij overlast al detentie mogelijk is. Een lik-op-stukbeleid, waarbij herhaalde overlast sneller kan leiden tot iemand achter de tralies zetten. Een hogetoezichtslocatie in Hoogeveen, waar de ergste overlastplegers binnen de poorten blijven en niet meer de winkel in kunnen. Snelrecht, zodat er op de dag zelf nog tot actie kan worden overgegaan. En zo kan ik nog eventjes doorgaan. Het is een heel serieus probleem. Dat ben ik met de heer Emiel van Dijk [lid PVV; MvdW & NvI] eens. Maar namens de VVD zeg ik dat we er wat aan moeten doen. Ik vind dat deze Staatssecretaris dat op dit moment oprecht aan het doen is.’3x Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2603, p. 5-6.

      Hoewel de problematisering van migratie op basis van criminaliteit bekend is, is het mechanisme ‘governing through’ dat hieraan ten grondslag ligt nog weinig toegepast op andere contexten. Dit terwijl het Nederlands politiek discours laat zien dat allerlei groepen migranten ook (onterecht) verantwoordelijk worden gehouden voor andersoortige kwesties dan criminaliteit. Denk hierbij aan economische ­tegenspoed (‘er gaat te veel overheidsgeld naar asielzoekers’),4x Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 66, item 2, p. 2. toenemende ­woningnood (‘asielzoekers drijven de woningnood aan’),5x Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 4, p. 4. en zelfs klimaatverandering (‘meer asielzoekers leidt tot een hogere CO2-uitstoot’).6x Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 2, item 2, p. 120. Hiermee worden diverse groepen migranten als zondebokken weggezet voor een breed scala aan maatschappelijke uitdagingen. Vertrekkende vanuit Ulrich Becks uitgangspunt dat er juist in tijden van ongrijpbare risico’s gezocht wordt naar zondebokken (Beck, 1992), richt dit onderzoek zich op de huidige covidpandemie. Centraal staat hierbij de vraag in hoeverre diverse groepen migranten gelinkt worden aan, al dan niet verantwoordelijk worden gehouden voor, de pandemie. Met andere woorden, in hoeverre kunnen we spreken van het besturen van migratie door middel van covid in de Nederlandse context?

      Deze vraag is niet alleen gemotiveerd vanuit een theoretische verdieping van het ‘governing through’-mechanisme, maar ook vanuit bestaande bredere maatschappelijke en politieke zorgen rondom mobiliteit. De portrettering van allerlei soorten migranten als bedreiging voor de volksgezondheid is namelijk niet nieuw. De perceptie van migranten als ‘carriers of disease’ is een sterk en terugkerend narratief wereldwijd (zie ook Sunpuwan & Niyomsilpa, 2012; Von Unger e.a., 2019). Ook in de context van covid zijn hier voorbeelden van. Zo stelt de Hongaarse president Viktor Orbán dat ‘(…) voornamelijk buitenlanders de ziekte hebben binnengebracht, en het verspreidt zich onder buitenlanders’ (France 24, 2020). Eveneens zegt de minister-president van Polen, Mateusz Morawiecki, dat de meeste gevallen van covid zijn ‘geïmporteerd in de strikte zin van het woord’, ofwel door buitenlanders, ofwel door Poolse burgers die zijn teruggekeerd van het buitenland. Zijn boodschap is dat de Poolse staat schoon en puur is en dat Polen de huidige crisis niet had ervaren indien de bewegingsvrijheid was beperkt (Zerka, 2020). Waar ­mobiliteit ontegenzeggelijk een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verspreiding van het virus, is de impliciete aanname dat iedereen die van buiten Polen naar ‘binnen’ wil komen onrein en niet puur is, problematisch. Orbán is een stuk explicieter in het linken van ‘de ziekte’ en ‘buitenlanders’. In Europa zijn de zorgen voor de ­mobiliteit van mensen sterk verwikkeld met de ‘open’ grenzen die door de invoering van ‘Schengen’ een realiteit zijn geworden. Bedreigingen voor de nationale veiligheid hebben reeds geleid tot het tijdelijk herintroduceren van permanente grenscontroles (Van der Woude & Van Berlo, 2015) en verschillende landen in ­Europa hebben covid ook aangegrepen als legitimatie voor het doorvoeren van restrictiever grens-, mobiliteit- en asielbeleid (zie ook O’Brien & Eger, 2021). In reactie op deze ontwikkeling waarschuwde de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in mei 2020 voor het feit dat de ‘pandemie een tsunami van haat en xeno­fobie, de vorming van zondebokken en schrikzucht [heeft] ontketend’. In deze zelfde speech maant hij politiek leiders om ‘solidariteit te tonen met alle leden van hun samenlevingen en om sociale cohesie op te bouwen en te versterken’ (Verenigde Naties, 2020).

      In dit artikel presenteren we de resultaten van een kortlopend onderzoek naar de Nederlandse context, en de mate waarin ‘het besturen van migratie door middel van covid’ tot uiting komt in het politiek en publiek discours in 2020, in wat nu ook wel geduid kan worden als de eerste fase van de pandemie. Een ‘discoursanalyse’ is een methode om de constructie van de sociale werkelijkheid te onderzoeken. Betekenissen die we geven aan woorden en beelden hangen af van culturele aannames en helpen culturele aannames in stand te houden. Culturele waarden worden verbonden aan gebeurtenissen. Taal of beelden over bepaalde gebeurtenissen hebben een sociaal-culturele waarde, die op haar beurt weer sociaal-culturele effecten eweegbrengt. Het systeem van communicatie-uitingen die gerelateerd zijn aan een breder sociaal en cultureel netwerk wordt ‘discours’ genoemd (McDonald, 2003). In dit onderzoek naar politiek en publiek discours is respectievelijk gekeken naar Kamerstukken en Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer, en nieuwsartikelen uit lokale en nationale kranten en tijdschriften. Hoewel we ook enkele voorbeelden van migratiebeleid aanhalen – beleid en discours zijn onlosmakelijk verbonden –, is dit onderzoek in beginsel een discoursanalyse.

      De structuur van het artikel is als volgt: eerst zullen we de thesis ‘besturen door middel van migratie’ nader contextualiseren aan de hand van een kort overzicht van huidige literatuur over globalisering en securitisering in relatie tot mobiliteit. Daarna gaan we aan de hand van een reflectie op de theorie dieper in op hoe ‘besturen door middel van migratie’ dikwijls tot uiting komt in discours en hoe dergelijke uitingen te onderscheiden zijn van ‘simpelweg’ het besturen van migratie. Na deze theoretische inbedding richten wij ons tot onze casus: Nederlands publiek en politiek discours. Hier zullen wij eveneens toelichten hoe wij tot onze dataselectie zijn gekomen en hoe wij deze selectie hebben geanalyseerd.

    • Globalisering, problematisering van mobiliteit en de biopolitics van grens­beleid

      Onderzoekers in het jonge (sub)veld border criminology noemen globalisering als een belangrijke oorzaak voor het toegenomen ongemak met ‘mensen in beweging’ (zie ook Bosworth, 2016; 2017 voor een bespreking van dit nieuwe subveld van de kritische criminologie). Zo stelt Katja Franko (2020) dat mobiliteit een gegeven is in de moderne wereld, maar dat het nieuwe dimensies lijkt te hebben gekregen in de laatmoderne context. Niet alleen wonen meer mensen dan ooit tevoren buiten hun thuisland, ook vormt mobiliteit van mensen de belangrijkste bron van overleving voor sommige nationale economieën. Tevens zijn industriële economieën sterk afhankelijk van arbeidsmigratie. Steeds meer landen krijgen te maken met migratiebewegingen, door arbeidsmigratie, vluchtelingen en andersoortige groepen die op zoek zijn naar permanente hervestiging (Castles & Miller, 2003). Deze bewegingen roepen bij landen in het noordelijk halfrond onbehagen op. Deze landen willen enerzijds meedelen in de economische voordelen van toegenomen ­mobiliteit en de doorgaans goedkopere arbeid van migranten; anderzijds heerst er een sterke angst voor de ‘crimmigrant other’ (Franko, 2020). Een gevolg hiervan is de toegenomen aandacht voor beleidsontwikkeling waarmee ‘goede’ en ‘slechte’ vormen van mobiliteit van elkaar onderscheiden kunnen worden. Bauman ­beschrijft dit ook wel als de distinctie tussen ‘toeristen’ en ‘vagebonden’ (1998; zie ook Weber & Bowling, 2008). In Europa zijn deze spanningen tussen risico’s en kansen van open grenzen vooral zichtbaar geworden na de influx van grote aantallen Syrische vluchtelingen, die vanwege het geweld in de Syrische oorlog elders hervestiging zochten.

      Barker (2017) beschrijft op haar beurt hoe globalisering zowel de relatie tussen statelijke en niet-statelijke actoren heeft veranderd alsook de aard en betekenis van territoriale grenzen. Staten worden van boven- en onderaf geconfronteerd met uitdagingen voor hun soevereiniteit, morele autoriteit en eigen bestaansrecht (Brown, 2010; Fraser, 2008). Enerzijds zijn er uitdagingen van bovenaf vanuit supranationale entiteiten, zoals invloedrijke economische organisaties die mondiale kapitalistische principes, markten, handel en financiën opleggen aan binnenlandse economieën, met als gevolg dat rijkdom wordt geconcentreerd en ongelijkheid wordt vergroot (Piketty, 2013; Sassen, 2014). Anderzijds wordt er van onderaf druk op staten uitgeoefend vanuit grassrootsbewegingen die de staat ter verantwoording roepen onder verwijzing naar internationale conventies en mensenrechten. Deze uiteenlopende bewegingen oefenen druk uit op nationale overheden, die door deze ontwikkelingen genoodzaakt zijn te concurreren met andersoortige bronnen van macht en autoriteit. Dat maakt besturen moeilijker, in het bijzonder wanneer de binnenlandse bevolking geagiteerd en angstig is geworden door de ­gevolgen van die globalisering, waaronder ook massamobiliteit (Barker, 2017). Als gevolg van dit tegenstrijdige krachtenveld zijn staatsgrenzen poreuzer geworden voor legale vormen van migratie, maar juist versterkt voor migranten die tot ‘illegale stromen’ behoren, waaronder hoofdzakelijk irreguliere migranten zoals asielzoekers, vluchtelingen, ‘illegale’ werknemers en staatlozen worden verstaan (Wonders, 2008).

      In hun onderzoek naar het grensgebied tussen Mexico en de Verenigde Staten en de Europese buitengrens tonen Martina Tazzioli en Nicholas De Genova (2020) aan hoe spanningen rondom deze grenzen hebben geleid tot necropolitics van veronachtzaming en nalatigheid. Als gevolg daarvan worden het leven en welzijn van diverse groepen migranten voortdurend in gevaar gebracht. De term ‘necropolitics’ komt van Joseph-Achille Mbembé (2003), en refereert naar de keerzijde van ­Michel Foucaults concept ‘biopolitics’. Foucault stelt dat het bestuur van moderne staten gekenmerkt wordt door ‘populatiemanagement’. Met andere woorden, ­bestuur is gericht op het organiseren, structureren en intact houden van de binnenlandse bevolking. Mbembé voegt daaraan toe dat deze bestuurlijke focus gepaard gaat met offers die gemaakt mogen worden ter bescherming van de ‘eigen’ binnenlandse ­populatie. Dit tweesnijdend zwaard komt onder andere tot uiting in de grensgebieden van westerse liberale democratieën. Enerzijds dienen grensgeoriënteerde biopolitics de bescherming van het ‘eigen volk’, anderzijds vormt staatsburgerschap hiermee een randvoorwaarde voor overheidsbescherming, waarmee ­diverse groepen migranten (zonder staatsburgerschap van westerse landen) worden uitgesloten. De effecten hiervan zijn wellicht het zichtbaarst bij fysieke grenzen en (vreemdelingen)detentiecentra, maar reiken ook ver buiten deze contexten. Denk aan vijandige uitspraken jegens asielzoekers in parlementaire debatten of media. Deze ­uitingen maken deel uit van het discours omtrent migratie en ‘[spelen] een centrale rol in de rechtvaardiging van uitsluitend en bestraffend beleid’ (Weber & McCulloch, 2019, 503). Om dus te begrijpen waarom bepaalde beleidsmaatregelen en -praktijken worden voorgesteld, ondersteund en geïmplementeerd, is het van belang om te bestuderen hoe deze, en de aan deze maatregelen ten grondslag ­liggende ‘problemen’, sociaal worden geconstrueerd, onder meer middels discours.

    • Besturen door middel van migratie

      Ook Simon (2007) beaamt dat beleid, wetgeving en discours hand in hand gaan, al richt hij zich op criminaliteit in plaats van migratie. Simon stelt dat de securitisering van allerlei sociale fenomenen een breder gedragen trend is in westerse ­samenlevingen. Hij definieert securitisering als een institutionele neiging om maatschappelijke vraagstukken door de lens van criminaliteit te benaderen. Dit is problematisch, omdat criminaliserend beleid en discours ten onrechte kunnen suggereren dat allerlei sociale vraagstukken verweven zijn met nationale veiligheidskwesties.

      Discours speelt een belangrijke rol binnen dit proces van securitisering. In een eerdere publicatie merkt Simon op dat ‘militair taalgebruik’ in niet-militaire beleidsterreinen indicatief kan zijn voor ‘besturen door middel van criminaliteit’ (Simon, 2002). Wanneer we dit betrekken op de centrale thematiek van deze bijdrage, dan zijn uitdrukkingen als ‘De strijd tegen Covid’ en ‘Verpleegkundigen en dokters aan de frontlinie’ (cursiveringen MvdW & NvI) voorbeelden van de dynamiek waar ­Simon op doelt: militaire taal (zichtbaar in woorden als strijd en frontlinie) die zich verplaatst van het ene beleidsterrein (namelijk nationale veiligheid) naar het andere (namelijk gezondheidszorg). Vanzelfsprekend impliceert dit niet dat eenieder die dergelijke uitspraken heeft gedaan covid ten onrechte als een veiligheidskwestie beschouwt; het laat eerder zien dat taal indicatief kan zijn voor een brede maatschappelijke aandacht voor veiligheid, en dus ook voor hoe de manier waarop er over bepaalde fenomenen wordt gesproken, kan bijdragen aan causale verbanden die worden gelegd.

      In het onderzoeken van de dynamiek ‘governing through’ is het van belang onderscheid te maken tussen uitingen die illustratief zijn voor ‘besturen door middel van criminaliteit en/of migratie’ en uitingen die duiden op ‘simpelweg’ ‘besturen’. ­Simon (2007) biedt twee uitgangspunten voor dit onderscheid: nabijheid (proximity) en proportionaliteit (proportionality). Om te beginnen met proportionaliteit, ­‘besturen door middel van criminaliteit’ komt vaak tot uiting in beleidsvoorstellen die niet in verhouding staan tot het probleem dat zij adresseren; ofwel: het middel is erger dan de kwaal. Een disproportioneel beleidsvoorstel roept daarmee vragen op over in hoeverre het voorstel ter oplossing van een specifiek probleem fungeert, of dat onderliggende en ongenoemde motieven een rol spelen. Zoals Simon het zelf beschrijft: ‘[W]e kunnen verwachten dat mensen de categorie misdaad inzetten voor het rechtvaardigen van interventies die [in werkelijkheid; MvdW & NvI] andere motieven dienen’ (2007, 4). Deze tendens is ook door Garland (2001) beschreven in de context van wat hij de politieke strategie van ‘acting out’ noemt: het laten horen van een stevig geluid in reactie op complexe en moeilijk te sturen veiligheidsproblemen, waarbij het meer draait om middels stevige taal en ingrijpende maatregelen te laten zien dat de problematiek serieus genomen wordt, dan om de mate waarin maatregelen ook daadwerkelijk de kern van het probleem zullen aanpakken.

      Naast proportionaliteit is ook nabijheid een uitgangspunt voor de distinctie tussen ‘besturen’ en ‘besturen door middel van’. Met nabijheid wordt bedoeld of een ­gegeven maatschappelijk vraagstuk voldoende samenhangt met (nationale) veiligheid om het in dat licht te framen. Hierbij is het van belang of er een logische, causale relatie bestaat tussen een gegeven maatschappelijk probleem en criminaliteit en/of migratie. Dit is een belangrijke overweging, omdat een beroep op veiligheid eveneens uitgaat van kwaadwillende intenties. Hoewel de Nederlandse taal geen onderscheid kent tussen safety en security – een interessante observatie op zichzelf – heeft deze distinctie wel uitwerking in beleid. In het geval van veiligheidsincidenten onder de noemer van security wordt uitgegaan van kwaadwillende bedoelingen. Veiligheidsincidenten in deze categorie zijn, per definitie, opzettelijk veroorzaakt of gefaciliteerd (bijvoorbeeld diefstal of terrorisme). In tegenstelling tot security impliceert de noemer safety dat een negatieve gebeurtenis geen intentionele dader kent (bijvoorbeeld aardbevingen of onbedoelde ongevallen). Dit verschil toont eveneens aan waarom securitisering vaak gepaard gaat met de vorming van zondebokken: schuldvragen zijn inherent aan (dit begrip van) securitisering. Met andere woorden, nabijheid herinnert ons eraan dat wanneer twee beleidsterreinen met elkaar worden verbonden (zowel in discours als in beleid), het verband tussen beide beoordeeld dient te worden op logische consistentie en wenselijkheid. In combinatie met proportionaliteit kan dit houvast bieden in het onderscheid tussen ‘het besturen van migratie en/of criminaliteit’ en ‘het besturen door middel van het voornoemde’.

      Ter concretisering, op 21 april 2021 vond een debat plaats inzake de vermissing van minderjarige alleenstaande vreemdelingen. Enkele parlementsleden bekritiseerden de (inmiddels opgevolgde) Staatssecretaris voor Asiel en Migratie (VVD) vanwege haar gebrek aan inzet in de opsporing van deze kinderen. Een parlementslid (PVV) noemt het volgende: ‘We kunnen ons niet eens voorstellen in wat voor ellende die kinderen nu zitten. Als de staatssecretaris echt wat wilt doen om die kinderen te beschermen, dan moet ze de grenzen sluiten. Dan moet ze onze grenzen sluiten en die kinderen hier niet meer binnenlaten (…).’7x Handelingen II 2020/21, nr. 70, item 4, p. 2. Hoewel het strikt ­genomen aannemelijk is dat het aantal vermiste vreemdelingenkinderen zal afnemen indien de grenzen worden gesloten, is dit voorstel noch nabij, noch proportioneel. Het beleidsvoorstel (het sluiten van de grenzen) staat niet in direct verband met dit specifieke probleem (de vermissing van vreemdelingenkinderen). Daarmee is het de vraag of een dergelijk voorstel inderdaad bedoeld is om dit probleem te verhelpen, of dat dit probleem wordt gebruikt om onderliggende xenofobische sentimenten te onderbouwen en versterken.

      Om ter illustratie eveneens een tegenvoorbeeld te geven, de volgende uitspraken beschouwen wij niet als ‘besturen door middel van migratie en/of criminaliteit’: gedurende de pandemie is frequent bediscussieerd of vluchtelingenkampen op de eilanden Lesbos en Chios (aanvullende) humanitaire steun zouden moeten ontvangen van, onder andere, de Nederlandse overheid. Er werd gevreesd voor uitbraken van covid en de gevolgen hiervan voor de toch al erbarmelijke omstandigheden in deze kampen. In dit geval vormt zich een discours waarin inderdaad verband wordt gelegd tussen enerzijds migrantengroepen als vluchtelingen en anderzijds de potentiële uitbraak van covid. Desalniettemin is het verband in deze context terecht; (de leefomstandigheden in) vluchtelingenkampen staan ook in causaal verband met het risico op verspreiding.

      Al met al wordt het onderscheid tussen ‘besturen’ en ‘besturen door middel van’ met Simons nabijheids- en proportionaliteitsprincipe vergemakkelijkt, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat discoursen altijd grensgevallen kennen – een kanttekening die wij verder toelichten onder het subkopje ‘Methode’.

    • Onderzoeksbenadering

      Casuscontext

      Aangezien al veel geschreven is over de (selectieve) criminalisering en securitisering van migratie (zie o.a. Franko, 2020; Van der Woude e.a., 2017; Weber & Bowling, 2008), kijken wij verder dan deze invalshoek, die tot dusver kenmerkend is geweest voor een aanzienlijk deel van het onderzoek in het eerdergenoemde veld border criminologies. In plaats daarvan benadrukken wij de overheidsrol (evenals die van de oppositie) in het aangrijpen van maatschappelijke vraagstukken en ­onzekere tijden als momentum voor het aandragen en/of operationaliseren van restrictiever grens- en migratiebeleid. Wij leggen specifiek de nadruk op het soort discours dat wordt gebruikt ter ondersteuning en/of legitimering van een fijnmazig migratiesysteem. Door Nederland aan te dragen als centrale casus willen wij licht werpen op de vraag in hoeverre het Nederlands politiek en publiek discours een (onterecht) verband impliceert tussen covid en migratie, en daarmee de noodzaak van disproportioneel en/of restrictief grens- en migratiebeleid onderstreept ten behoeve van het voorkomen van virusverspreiding. De dynamieken van ‘besturen door middel van migratie’ zijn tot nu toe vooral in verband gebracht met een toenemende fusering van criminaliteits- en migratiebeleid, ook wel bekend als crimmigration, of in het Nederlands: crimmigratie (Stumpf, 2006; Van der Leun, 2010).

      Nederland vormt met het oog op de centrale onderzoeksvraag eveneens een interessante casus, omdat het land van oudsher bekendstaat als een gidsland – een leidend land – dat vaak wordt geprezen om zijn tolerantie en navolging van mensenrechten (Franko e.a., 2019). Toch laat de recente geschiedenis een ander gezicht van Nederland zien, namelijk als een land waar openlijk racistische en anti-islamitische politieke partijen voet aan de grond krijgen (Van der Woude, 2020). Illustratief hierin is de tweet van Geert Wilders, partijleider van de anti-islamitische en eurosceptische PVV. In reactie op een snelle stijging van het aantal covidbesmettingen in oktober 2020 tweet hij het volgende: ‘Dus behandelingen en operaties van Henk en Ingrid met kanker, hartfalen of andere ziektes worden weer uitgesteld omdat de IC’s vooral bezet worden door Mohammed en Fatima die onze taal niet spreken en lak hebben aan de [Covid; MvdW & NvI] regels? (…)’ (Wilders, 2020). Een dergelijke uitspraak werkt stigmatiserend: niet alleen maakt Wilders een ­assumptie over de taalvaardigheid van de bevolkingsgroep die ‘Fatima en Mohammed’ zou representeren, maar ook portretteert hij hen als een risico voor de volksgezondheid omdat zij zich niet aan de regels zouden houden. Hoewel PVV een aantal zetels in het parlement heeft verloren ten opzichte van de voorgaande nationale verkiezingen, kwam zij toch als derde grootste politieke partij in Nederland naar voren in de verkiezingen van maart 2021.

      Methode

      Voor dit onderzoek hebben we ons laten inspireren door Carol Bacchi’s methode: ‘What’s the Problem Represented to Be’ (WPR-benadering) (2009). Bacchi’s werk berust op een foucaultiaans perspectief, zichtbaar in haar thesis dat bestuur en beleid in essentie gestuurd worden door problematiseringen. Bacchi maakt dan ook geen onderscheid tussen beleid en beleidsvoorstellen, omdat beide deel uitmaken van het bredere discours dat van invloed is op de mate van maatschappelijke aandacht voor een probleem. Daarmee reageren bestuurders niet alleen op reeds bestaande maatschappelijke problemen (die ‘voor het oprapen’ zouden liggen voor bestuurders), maar spelen ze ook een actieve rol in het construeren van deze problemen door middel van het discours dat zij vormen in het voorstellen en bediscussiëren van beleid. Zowel beleid als beleidsvoorstellen zijn gericht op het aankaarten en oplossen van problemen, maar alle vormen van beleid rusten op specifieke ­interpretaties en presentaties van ‘het probleem’. Om terug te komen op een eerder voorbeeld, het voorstel van een PVV-lid om de grenzen te sluiten naar aanleiding van de vermissingen van vreemdelingenkinderen toont aan dat dit lid er een zeer specifieke probleemopvatting op na houdt. Het probleem, volgens hem, lijkt niet te liggen bij de vermissing, maar bij de aanwezigheid van deze vreemdelingenkinderen.

      Daarnaast worden beleid en beleidsvoorstellen ook gevormd door (onuitgesproken) ‘vanzelfsprekende’ aannames. Zo kan worden aangenomen dat de betekenis van bepaalde concepten universeel is – denk bijvoorbeeld aan het concept ‘illegale’ migrant –, waar dat in werkelijkheid omstreden is (zie ook Brouwer e.a., 2017). Daarmee worden we mede bestuurd door de manieren waarop bepaalde zaken ­geproblematiseerd worden (evenals de manier waarop andere zaken als onproblematisch worden beschouwd). Het doel van Bacchi’s WPR-benadering is het identificeren en kritisch bestuderen van de problematiseringen die ten grondslag liggen aan een specifiek beleidsstuk of -voorstel en het blootleggen van de (impliciete) aannames waarop een probleeminterpretatie rust.

      De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat een discoursanalyse van problematiseringen geen neutrale of ‘objectieve’ conclusies geeft – zoals ieder wetenschappelijk resultaat wordt beïnvloed door, onder andere, de selectie en uitvoering van een methode en de positionaliteit van de onderzoeker(s). Daarnaast kent discoursanalyse geen gestandaardiseerde methode. Het bestuderen van discours kan op veel manieren, variërend van meer tot minder rigide en/of kritisch in benadering. Verschillende theoretici wijzen dan ook terecht op de onduidelijkheid rond de analyse van discoursen (zie ook McDonald, 2003; Garnett & Bell, 1998; Van Dijk, 1998; Said, 1974). Ook Bacchi (2009) benadrukt deze beperkingen in haar uiteenzetting van de WPR-methode. Niet alleen spelen de interesses, waarden, analytische focus en aannames van de onderzoekers een rol in de selectie van een (voor hen) relevant beleidsstuk of -voorstel, maar ook de interpretatie ervan zal verschillen per onderzoek.

      Daarbij is dit onderzoek politiek gevoelig, wat het risico met zich meebrengt dat eigen politieke overtuigingen de onderzoeksresultaten beïnvloeden. In het licht van het voorgaande achten wij het enerzijds onontkoombaar dat de persoon (of personen) achter de onderzoeker(s) verweven zijn met de onderzoeksresultaten die zij genereren. Anderzijds hebben wij zo neutraal mogelijk gewerkt door Simons nabijheid- en proportionaliteitsprincipe te gebruiken om op consistente wijze ­onderscheid te maken tussen enerzijds ‘besturen’ en anderzijds ‘besturen door middel van’. Toch zijn ook grensgevallen de revue gepasseerd; uitdrukkingen en voorstellen die niet volledig te karakteriseren zijn als ‘besturen’ of ‘besturen door middel van’ (of die onder beide noemers vallen). In dit soort gevallen hebben wij een afweging gemaakt van de passendste categorie, in de wetenschap dat alle categorieën niet helemaal toereikend zijn. In dat opzicht is het belangrijk te vermelden dat onze analyse van publiek en politiek discours eerder een impressie is van debatten in de Nederlandse samenleving dan een exacte weerspiegeling daarvan.

      Dataselectie

      Om te beginnen bij politiek discours, hierbij hebben we gekeken naar zogeheten ‘Handelingen’ en ‘Kamerstukken’. Onder Handelingen vallen plenaire debatten, ­algemene overleggen en vragenuren van de Eerste en Tweede Kamer. Kamerstukken verwijzen naar verslagen van schriftelijk en mondeling overleg van de Eerste en Tweede Kamer.8x Deze zijn verworven via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/uitgebreidzoeken/parlementair. De bronnen voor onze analyse van publiek discours betreffen landelijke en lokale kranten en tijdschriften,9x Dit zijn AD/Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Stentor, De Gelderlander, Noordhollands Dagblad, De Telegraaf, Brabants Dagblad, Eindhovens Dagblad, Tubantia, de Volkskrant, Dagblad De Limburger en BN DeStem. waarvan artikelen verworven zijn via de Nexis Uni-nieuwsdatabase, die vrij toegankelijk is via de Universiteit Leiden. In de selectie van landelijke kranten en tijdschriften is gelet op politieke diversiteit, en zijn grotere mediaplatformen geprioriteerd. Voor lokale kranten is een dergelijke selectie niet gemaakt en hebben we in plaats daarvan alle beschikbare kranten(artikelen) binnen ons tijdskader meegenomen.

      Het tijdskader van het onderzoek is 1 januari 2020 tot en met 1 november 2020. Deze tijdspanne is gebaseerd op de duur van het onderzoeksproject waarvoor ­financiering is verkregen.10x Voor het onderzoek is financiering verkregen van het Leids Universiteits Fonds. De startdatum, 1 januari 2020, is gekozen vanwege onze specifieke focus op de impact van covid op discoursen omtrent migratie. Hoewel covid voor 1 januari al ter sprake kwam elders in de wereld, werd de impact hiervan voor Nederland voor het eerst besproken rond 1 januari 2020.

      Bij de dataselectie dient benoemd te worden dat zowel Kamerstukken en Handelingen als nieuwsartikelen niet de totaliteit aan politieke en publieke discoursen ­omvatten, maar slechts een deel daarvan uitmaken. Met name de keuze voor nieuws­artikelen laat een belangrijk domein van publiek discours weg waar tegenwoordig ook veel van het publieke debat plaatsvindt: sociale media. De keuze voor Kamerstukken, Handelingen en nieuwsartikelen is dus niet gebaseerd op een reductief begrip van politiek en publiek discours; integendeel, het is inherent aan een discoursanalyse om te werken met bronnen die weliswaar indicatief zijn van het grotere plaatje, maar niet volledig representatief. Tot slot nog de kanttekening: hoewel wij hier een strikte scheiding tussen publiek en politiek discours lijken te suggereren, zijn deze discoursen in werkelijkheid verweven. Publieke debatten worden ­gestuurd door, en sturen, politieke debatten en vice versa.

      In lijn met de WPR-benadering van Bacchi (2009) wordt de kern van onze analyse gevormd door politiek discours. Om tot een relevante dataselectie te komen hebben wij eerst alle Handelingen en Kamerstukken verzameld waarin ‘covid’ (of een variatie daarvan, zoals corona en pandemie) wordt genoemd. Binnen onze tijdspanne gold dit voor 564 documenten. Al deze documenten zijn vervolgens handmatig gecontroleerd om te zien of ze één of meer van de volgende zoektermen noemen: (arbeids)(im)migratie, (arbeids)(im)migrant(en), vreemdeling(en), grens, grenzen, asiel(zoeker, -proces, -aanvraag, etc.), vluchteling(en), gezondheidszorg, criminaliteit en integratie. Indien dit het geval was, werd een document geoormerkt als relevante data. Dit leidde tot een definitieve selectie van 137 documenten (waarin dus zowel covid als één of meer van de voornoemde zoektermen worden genoemd).11x Zie bijlage 1 voor een overzicht van deze 137 Handelingen en Kamerstukken. Deze 137 documenten vormen het uiteindelijk object van analyse voor het politiek discours.

      Voor het publiek discours zijn wij op eenzelfde wijze te werk gegaan; eerst zijn alle nieuwsartikelen waarin covid of een variatie daarvan wordt genoemd, verzameld en opgeslagen (binnen ons tijdskader). Dit resulteerde in een eerste verzameling van 408 nieuwsartikelen. Ook bij deze artikelen hebben wij handmatig gecontroleerd of zij één of meer van de voornoemde zoektermen (migratie, grens, asiel, etc.) bevatten. Dit leidde uiteindelijk tot een relevante selectie van 84 nieuwsartikelen (waarvan alle artikelen dus zowel ‘covid’ als één of meer van de voornoemde zoektermen bevatten).12x Zie bijlage 2 voor een overzicht van deze 84 nieuwsartikelen.

      Beide definitieve selecties hebben wij geïmporteerd naar Atlas.ti, programma voor data-analyse bij kwalitatief onderzoek. Deze software kan vooraf gedefinieerde zoektermen automatisch markeren; hiernaar wordt gerefereerd als codering. Onze codes bestaan uit een combinatie van voornoemde zoektermen (migratie, grens, asiel, etc.) en elke variatie van covid. Door deze codes als leidraad te gebruiken waren we in staat om snel paragrafen en zinnen te identificeren waarin zowel over migratie als over covid wordt besproken. Daarna is elke set van codes handmatig bekeken om te zien of er een link tussen covid en migratie wordt gemaakt, en wat de aard is van deze link. Daarmee hebben wij dus zowel naar specifieke zinnen gekeken als naar korte paragrafen (doorgaans zo’n vijf zinnen lang). Ook zijn zinnen en paragrafen altijd bekeken in de context van de gehele bron; het was immers bij veel coderingen noodzakelijk om zowel terug als vooruit te lezen om de aard van een bepaalde link tussen covid en migratie te begrijpen. Zo geeft een geïsoleerde zin of paragraaf vaak geen uitsluitsel over hoe een uitspraak is bedoeld en/of hoe deze wordt ontvangen door een eventueel publiek.

      Verder hebben wij elk vermeend verband tussen covid en migratie beoordeeld op nabijheid, proportionaliteit, de presentatie van ‘het probleem’ en de aannames die daarbij komen kijken – in lijn met de eerdergenoemde WPR-benadering van Bacchi (2009). Dit proces is gestuurd door vragen als ‘Hoe wordt migratie/hoe worden (verschillende groepen) migranten geproblematiseerd ten aanzien van covid?’, ‘Hoe worden (verschillende groepen) migranten geframed?’ en ‘Wat is de aard van gelegde verbanden; zijn ze nabij en proportioneel?’ Middels onze antwoorden op deze vragen hebben wij specifieke paragrafen en zinnen gecategoriseerd onder noemers als ‘het besturen van migratie door middel van covid’ en ‘het besturen van migratie en het besturen van covid’.

    • Resultaten

      In deze paragraaf gaan we verder in op de resultaten van de analyse van politiek en publiek discours (respectievelijk 137 Handelingen en Kamerstukken en 84 nieuwsartikelen). De resultaten van beide discoursen worden in tegelijkbehandeld en verschillen worden toegelicht indien toepasselijk. We hebben de resultaten van beide discoursen als volgt gegroepeerd: (1) problematisering van asielbeleid en ­migrantengemeenschappen binnen Nederland op basis van covid (ook wel het ­besturen van migratie door middel van covid), (3) problematisering van de (onevenredige) impact van covid voor migrantengemeenschappen binnen Nederland (ook wel de tegenhanger van voorgaande noemer) en (3) problematisering vluchtelin­gen(kampen) buiten Nederland in relatie tot covid. In de voetnoten refereren wij naar de specifieke documenten in onze dataselecties waar onze observaties tot ­uiting komen. Hier spreken wij van DP (documenten politiek discours) en DM (documenten publiek/mediadiscours). De nummering die wij gebruiken komt overeen met de nummering van documenten in Atlas.ti, waarvan een overzicht in de bijlagen is geplaatst.

      Problematisering asielbeleid en migrantengemeenschappen binnen Nederland op basis van covid

      Allereerst dient genoemd te worden dat zowel in politiek als in publiek discours geen sprake is van klakkeloos ‘besturen van migratie door middel van covid’. Het komt zeker voor, maar het wordt ook genuanceerd, bekritiseerd en tegengesproken. Daarnaast bleek het eerdergenoemde narratief dat migranten covid hebben ‘binnengebracht’ een te eenzijdige focus om ‘het besturen van migratie door middel van covid’ in Nederlandse context te duiden. De ‘governing through’-thesis uit zich op verschillende manieren, waaronder in de perceptie van migranten als ‘carriers of disease’, maar voornamelijk in oproepen tot grenssluiting en -controle, ­bezuinigingen in de asielketen en blaam jegens migrantengemeenschappen in ­Nederland voor het onvoldoende navolgen van covidmaatregelen.

      Om te beginnen bij het politiek discours, 42 van de 137 Kamerstukken en Handelingen bevatten één of meerdere uitspraken die duiden op ‘het besturen van migratie door middel van covid’.13x DP 1, 3, 6, 7, 17, 20, 22, 24, 26-28, 31, 32, 35, 38, 42, 43, 45, 46, 50, 61, 62, 69, 82, 85, 90, 91, 93, 96, 98, 104, 112, 114-117, 121, 122, 124, 126, 135, 137. Dit kwam het sterkst tot uiting in de roep om restrictiever grensbeleid. Gedurende de tijdspanne van dit onderzoek hebben voornamelijk PVV en FvD herhaaldelijk opgeroepen tot de herinvoering van grenscontroles aan de Europese binnengrenzen en/of tot het sluiten van de Nederlandse grens en de Europese buitengrenzen. Dergelijke oproepen gaven doorgaans aan dat (verdere) verspreiding van het coronavirus voorkomen zou kunnen worden met een restrictiever grensbeleid. Toch kwam ook vaker de onderliggende agenda naar boven, namelijk een restrictiever asielbeleid. Illustratief voor deze positie is de volgende uitspraak van een PVV-lid:

      ‘Door het sluiten van de grenzen door andere landen vanwege de coronamaatregelen is de asielinstroom nu vrijwel volledig opgedroogd. Met 270 asiel­migranten in april het laagste aantal in zeker 20 jaar tijd. Daarom ligt er nu een unieke kans om te voorkomen dat de asielinstroom opnieuw gaat stijgen.’14x Handelingen I 2019/20, nr. 29, item 9, p. 2.

      Een ander terugkerend narratief in het politiek discours is de roep om financiële middelen in de gezondheidszorg te investeren in plaats van in het asielbeleid. Dit narratief komt eveneens voornamelijk uit de hoek van PVV en FvD. Een voorbeeld hiervan komt van een PVV-lid:

      ‘Als we geen 75.000 zorgmedewerkers hadden ontslagen, als er geen miljarden waren besteed aan asielzoekers maar als dat geld was geïnvesteerd in de zorg, dan was de crisis – echt waar – nu minder groot geweest.’15x Handelingen II 2019/20, nr. 66, item 2, p. 2.

      Verreweg de meeste van deze uitspraken komen vanuit PVV en FvD – partijen waarvan de kritische houding ten opzichte van migratie welbekend is. Dergelijke oproepen blijven meestal dan ook hangen in het politiek debat en vinden geen weg naar overheidsbeleid. Toch komt ‘het besturen van migratie door middel van covid’ ook tot uiting in (tijdelijk) beleid, waar noodzakelijkerwijs een breder draagvlak voor was dan onder PVV en FvD alleen. Twee voorbeelden hiervan zijn de eenmalige weigering van vreemdelingen vanwege covid en de bezuiniging op de dwangsommen in de asielprocedure.

      Aangaande het eerste voorbeeld, van 19 maart tot en met 24 april 2020 zijn eenmalig 50 vreemdelingen geweigerd.16x Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag). Dit waren, in Nederland, de begindagen van de pandemie: 15 maart 2020 werden de eerste maatregelen aangekondigd ter voorkoming van de verspreiding van covid. Later stelt de overheid echter dat ‘de invoering van de binnengrenscontrole om de asielinstroom naar Nederland tegen te gaan niet de voorkeur [heeft] van het kabinet’.17x Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag). Wel erkent de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie (VVD) dat de invoering van binnengrenscontroles elders in Europa het ‘moeilijker [heeft gemaakt] om illegaal binnen het Schengengebied naar Nederland te reizen en hier een asielverzoek in te dienen’.18x Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag). De weigering van 50 vreemdelingen lijkt daarmee een ad-hocbeslissing, wellicht ingegeven door de nieuwigheid van de pandemische situatie. In deze context zouden wij niet spreken van beleid dat structureel duidt op ‘het besturen van migratie door middel van ­covid’.

      Waar ‘het besturen van migratie door middel van covid’ duidelijker manifesteert, is in de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.19x DP 3, 41. Deze wetswijziging houdt in dat de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet langer verplicht is om asielzoekers financieel te compenseren wanneer bij hun asielaanvraag de wettelijke beslissingstermijn van zes maanden wordt overschreden. Een belangrijke reden voor de opschorting van deze dwangsommen is gelieerd aan covid. Zo stelt de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie (VVD) het volgende in de eerste plenaire debatten aangaande het voorstel tot wetswijziging:

      ‘Op 15 maart begon de intelligente lockdown. Toen kon er niets meer gebeuren [betreft de IND; MvdW & NvI]. Alles is gestopt, in die 14.000 zaken, maar ook in de nieuwe zaken. We weten dat er veel energie van de IND ingezet moet worden om die dwangsomprocedures te voeren. Nu de achterstand van maart, april, mei en gedeeltelijk juni [2020; MvdW & NvI] er inderdaad is, is het ongelooflijk belangrijk dat die dwangsommen er nu niet meer zullen zijn, omdat dan de energie die nodig [is] om de procedures te voeren totaal ingezet kan worden voor de ambitie die ik meteen heb uitgesproken om te zorgen dat we eind december, eind van dit jaar, de doorlooptijden op orde hebben en dat we in die 14.000 zaken een beslissing hebben genomen. Dat is dus de winst.’20x Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 15.

      Met andere woorden, de IND kampt met achterstallige asielprocedures, die niet uitsluitend veroorzaakt zijn door covid, maar wel zijn vergroot in deze context. Om dit op te lossen zou de capaciteit van de IND ingezet moeten worden voor asielprocedures in plaats van dwangsomprocedures, aldus de staatssecretaris (VVD). Echter, de achterstanden vanwege covid blijken niet de enige reden voor het opschorten van dwangsommen; ook financiële motieven spelen een rol. Zo stelt een VVD-lid:

      ‘Vandaag behandelen we het wetsvoorstel om dwangsommen voor niet-tijdig beslissen door de IND met spoed af te schaffen, in afwachting van een definitieve wet. De VVD vindt het goed dat asielzoekers geen dwangsom meer kunnen krijgen van de IND als niet tijdig wordt beslist over een asielverzoek. Het is namelijk niet uit te leggen dat in de asielprocedure momenteel tot € 15.000 per persoon aan dwangsommen kan worden gevorderd en dat dit de overheid in een jaar tijd zo’n 70 miljoen euro zou kunnen kosten. Zeker sinds Vluchtelingenwerk en asieladvocaten asielzoekers massaal schijnen aan te raden om ook echt van deze claimmogelijkheid gebruik te maken.’21x Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 3.

      Uit dit citaat blijkt dat dwangsommen (ook) als een ‘ongemakkelijke’ kostenpost worden ervaren, waarvan de opschorting wenselijk is, ongeacht de achterstanden en ongeacht covid. Zoals een VVD-lid stelt: ‘Los daarvan is mijn argument en dat van de VVD dat we überhaupt vinden dat asielzoekers geen recht zouden moeten hebben op dwangsommen.’22x Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 4. Daarmee lijkt covid niet alleen te fungeren als motivatie voor de tijdelijke wetswijziging, maar ook als momentum om deze wijziging door te voeren. Hier zouden we dus kunnen spreken van ‘het besturen van migratie door middel van covid’: onder het mom van covid wordt een wetswijziging doorgevoerd die een andersoortige agenda dient, namelijk een bezuiniging in de asielprocedure. Of deze wetswijziging een doel dient of een doel vormt, zal voor juli 2022 blijken, wanneer de tijdelijke wet verloopt, tenzij een definitief wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer. In 2020 geeft de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie (VVD) aan ‘de nieuwe wet voortvarend in [te] dienen’.23x Handelingen I 2019/20, nr. 35, item 6, p. 28.

      In tegenstelling tot het politiek discours laat het publiek discours een eenzijdiger beeld zien van ‘het besturen van migratie door middel van covid’. In het media­debat komt dit met name tot uiting in het narratief dat Nederlanders met een ­migratieachtergrond covid zouden verspreiden, omdat zij zich onvoldoende aan de maatregelen zouden houden. Dit lijkt vooral een vlucht te nemen nadat een hoofdarts van de Intensive Care van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum in een interview zei dat er veel mensen met een migratieachtergrond in het ziekenhuis waren opgenomen op de IC-afdelingen.24x DM 77, 52, 58, 49. Hoewel de arts stelt dat hier waarschijnlijk veel redenen voor zijn, wordt zijn verklaring door politicus Geert Wilders gebruikt om zijn eerder geciteerde tweet over Mohammed en Fatima de wereld in te sturen. In navolging van de tweet van Wilders verklaarde de voorzitter van de Nederlandse horeca-branchevereniging dat uit onderzoek was gebleken dat ‘Covid uitbraken onder migrantengemeenschappen problematischer waren dan het risico om Covid op te lopen in een restaurant of café’.25x DM 57, 82.

      Ook zijn er verschillende nieuwsartikelen die enkele culturele en religieuze praktijken lijken te problematiseren die worden geassocieerd met verschillende migrantengemeenschappen in Nederland, met een duidelijke nadruk op de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen, maar ook met vermeldingen van de Surinaamse en Ghanese gemeenschap. Een belangrijk punt van zorg dat uit de artikelen naar ­voren komt, zijn de grote bijeenkomsten in de context van religieuze activiteiten – een zorg die vooral rond de ramadan wordt geuit.26x DM 78, 60, 30, 15. Opgemerkt moet worden dat religieuze bijeenkomsten in het algemeen zijn geproblematiseerd in de context van de pandemie, dus niet alleen religieuze bijeenkomsten vanuit migrantengemeenschappen. Buiten de context van religie zijn andere veelgenoemde redenen tot ­bezorgdheid ten aanzien van migrantengemeenschappen het samenkomen met vrienden, familie en leden van de gemeenschap27x DM 5, 37, 17, 78. en het achterhouden van besmetting met covid uit een gevoel van schaamte de ziekte te hebben opgelopen.28x DM 20, 50.

      Echter, de problematisering van migrantengemeenschappen als verspreiders van covid is niet uniek voor Nederland. Verschillende stukken illustreren niet alleen het zondebokmechanisme, dat bijna automatisch in werking lijkt te treden wanneer landen worden geconfronteerd met een ongrijpbare dreiging, maar ook hoe in verschillende andere landen verschillende migrantengemeenschappen hierdoor het doelwit worden.29x DM 22, 45, 56, 80, 77.

      Problematisering (onevenredige) impact van covid voor migrantengemeenschappen binnen Nederland

      Al met al vertoont zowel het politiek als het publiek discours enkele vormen van ‘het besturen van migratie door middel van covid’. Deze uitingen worden echter ook bekritiseerd en genuanceerd, vaak door het problematiseren van de onevenredige impact van covid voor Nederlanders met een migratieachtergrond.

      In het publiek discours zien we veel nieuwsartikelen die weliswaar als uitgangspunt hebben dat er een hoge mate van virusverspreiding is onder Nederlanders met een migratieachtergrond, maar een veel genuanceerder beeld schetsen. De artikelen gaan in op de complexe mix van sociale en economische factoren, waardoor ­migrantengemeenschappen niet in de bevoorrechte situatie verkeren om vanuit huis te werken, zichzelf in quarantaine te plaatsen of zich fysiek te distantiëren van ­familie of gemeenschapsleden die positief getest zijn, of hun kinderen thuis te ­onderwijzen of vermaken. Combineer deze omstandigheden met ook hogere ­niveaus van obesitas en diabetes in deze gemeenschappen en het wordt duidelijk hoe het virus ‘discrimineert’. Het virus, zoals duidelijk wordt gecommuniceerd in deze stukken, heeft geleid tot een verdere verslechtering van een toch al kwetsbare leefsituatie waarin migrantengemeenschappen vaker verkeren.30x DM 83, 81, 84, 78. Deze artikelen wijzen er ook op dat migrantengemeenschappen niet de enige gemeenschappen zijn die met die realiteit worden geconfronteerd. Ook praktisch opgeleide ‘witte’ ­Neder­landers zitten in dat schuitje, aldus de artikelen.

      Wat verder wordt betwijfeld is in hoeverre de overheid duidelijk en inclusief is ­geweest in haar communicatie over covid en de maatregelen eromheen. De oproep om ‘unusual suspects’ en ‘ongebruikelijke leiders’ te gebruiken om contact te ­maken met verschillende gemeenschappen – imams, atleten, muzikanten, etc. – komt ook terug in deze bijdragen.31x DM 84, 72. Al met al kan deze problematisering van de impact van covid dus meer gezien worden als een problematisering van de huidige stand van zaken in de Nederlandse samenleving, waarin de sociaaleconomische kloof tussen verschillende groepen de afgelopen decennia enorm is gegroeid, en waarin polarisatie en angst voor ‘de ander’ steeds vaker lijken voor te komen.

      Ook in het politiek discours verwijst een groot aantal Handelingen en Kamerstukken naar de specifieke kwetsbaarheden van migrantengemeenschappen binnen Nederland. Van de 137 geanalyseerde Handelingen en Kamerverslagen bevatten 55 één of meerdere uitdrukkingen die de (onevenredige) impact van covid op ­Nederlanders met een migratieachtergrond onderstrepen.32x DP 10, 20, 26-30, 32, 36, 37, 40-42, 45, 47, 50, 58, 61, 65, 66, 69, 74, 77-85, 88, 90, 91, 94, 95, 97, 98, 101, 107, 110, 115-117, 120, 121, 123-125, 128, 129, 131, 132, 134, 135. Illustratief voor deze ­positie is het volgende citaat van een DENK-lid:

      ‘Het virus maakt geen onderscheid tussen mensen. We kunnen het allemaal krijgen en het is niet te voorspellen wat de uitwerking is. Bepaalde groepen hebben echter meer te lijden dan andere groepen. Waar de ene Nederlander zich afvraagt of er nog een krat met eten staat bij de voedselbank is de andere al werken van de leg, omdat hij zijn biertje in het dorpscafé niet kan drinken. En er is een duidelijk verschil in gevolgen voor ouderen en jongeren, mensen met en zonder vaste baan, mensen met en zonder migratieachtergrond. Zo geven de CBS-cijfers aan dat de oversterfte onder mensen met een migratieachtergrond 48% is en onder mensen zonder 38%. Dat is een verschil van 10%. Is het kabinet bereid om het SCP te vragen te onderzoeken waar die ongelijkheid vandaan komt en hoe die zich manifesteert, zeker naar aanleiding van de coronacrisis.’33x Handelingen II 2019/20, nr. 73, item 6, p. 16.

      Eveneens blijkt uit het politiek discours dat verschillende corona-uitbraken onder arbeidsmigranten hebben geleid tot de opzet van een aanjaagteam ‘bescherming arbeidsmigranten’ in mei 2020. Hoewel arbeidsmigranten soms zijn beschuldigd van ongehoorzaamheid in het navolgen van covidrestricties, heeft de pandemie vooral licht geworpen op hun slechte werk- en levensomstandigheden, die op zowel korte als lange termijn verbeterd beogen te worden (Rijksoverheid, 2020).

      Dit onderstreept een eerdergenoemde conclusie: van argeloos ‘governing through’ is in het Nederlands politiek en publiek discours in 2020 geen sprake. Uitingen van dit mechanisme op basis van covid zijn in beide discoursen niet dominant – maar ook niet non-existent – en het tegengeluid is minstens zo aanwezig. Deze conclusie richt zich tot dusver vooral op het Nederlands asielbeleid en Nederlanders met een migratieachtergrond. Een andere groep migranten die in beide discoursen veel wordt besproken, zijn vluchtelingen buiten Nederland. In de volgende subparagraaf bespreken we deze laatste groep en het soort verbanden dat wordt gelegd met covid.

      Problematisering vluchtelingen(kampen) buiten Nederland in relatie tot covid

      Te beginnen met het publiek discours, van de 84 artikelen die zijn opgenomen in onze analyse van het publiek discours, worden in 30 kwesties omtrent vluchtelingen geadresseerd.34x DM 1, 79, 76, 75, 73, 71, 70, 69, 64, 63, 56, 41, 39, 36, 34, 33, 29, 24, 23, 19, 18, 14, 13, 12, 11, 10, 8, 4, 3, 2. Een nauwkeurige lezing van deze artikelen brengt twee belangrijke problematiseringen aan het licht: enerzijds ligt de aandacht bij het gebrek aan zorg voor de gezondheid van vluchtelingen ten aanzien van de pandemie, geïllustreerd door de betreurenswaardige en onmenselijke omstandigheden waaronder vluchtelingen in kampen ‘leven’, anderzijds wordt covid besproken als een risicofactor voor een toename van migratie.

      De meerderheid van deze artikelen sprak over de verschillende vluchtelingenkampen aan de buitengrenzen van de Europese Unie; dit betreft vooral de Canarische Eilanden, Italië, en in het bijzonder de situatie op de Griekse eilanden Samos en Lesbos. Op dit laatste eiland, in het zogeheten kamp Moria, brak een brand uit gedurende de tijdspanne van dit onderzoek. Zoals levendig beschreven op basis van ervaringen uit de eerste hand en observaties door ngo-werknemers is het aantal mensen in de kampen dat samengepakt zit zonder toegang tot persoonlijke ­beschermingsmiddelen en zonder mogelijkheid om de nodige hygiënische maatregelen te nemen, een ‘humanitaire ramp’ in wording.35x DM 8, 11, 10. Aansluitend daarop noemen enkele nieuwsartikelen inderdaad de uitbraken van covid in vluchtelingen­kampen.36x DM 75, 64, 34, 18, 19, 14.

      Daarnaast bespreken de nieuwsartikelen omtrent vluchtelingen de ongelijkheden in de distributie van medische apparatuur, en later ook het vaccin, tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond van de wereld, en of dit zou kunnen leiden tot meer migratie van het zuidelijk naar het noordelijk halfrond. Dit laat zien dat de portrettering van vluchtelingen als slachtoffers van erbarmelijke omstandigheden nauw verweven is met de minder expliciete portrettering van vluchtelingen als risico voor de volksgezondheid (veroorzaakt door diezelfde erbarmelijke omstandigheden). Ook in algemenere zin zien we de problematisering van migratie veroorzaakt door covid, aangezien ‘[c]ovid zal leiden tot migratiedruk aan de buitengrenzen van Europa vanwege de toenemende instabiliteit in kwetsbare landen’.37x DM 48, 24. Dit roept de vraag op in hoeverre de roep om financiële en medische steun voor het Globale Zuiden wordt gedreven door echte humanitaire motieven of meer door eigenbelang van Europese lidstaten op het noordelijk halfrond, of beide.38x DM 48, 2. En hoe moet deze wens om hulp te bieden in het Zuiden worden gezien in het licht van de observaties van Artsen Zonder Grenzen (AZG), die op basis van de acties van verschillende Europese lidstaten aan de buitengrenzen van Europa stellen dat: ‘European countries are now using Covid to obstruct humanitarian aid.’39x DM 13. De ngo pakt de acties van de Italiaanse autoriteiten aan waardoor de boot Sea-Watch 4, het zoek- en reddingsschip van Sea-Watch en AZG, geen hulp kon bieden aan bootvluchtelingen die verdrinken in de Middellandse Zee.

      Vergelijkbaar met het publiek discours worden de leefomstandigheden in Europese vluchtelingenkampen ook besproken in het politiek discours. Covid (en het specifieke risico op verspreiding ervan door de leefomstandigheden in vluchtelingenkampen) wordt vaak als reden aangedragen voor aanvullende humanitaire hulp. Zo stelt een DENK-lid: ‘Nog steeds zien we overal in de wereld kwetsbare vluchtelingenkinderen lijden onder de coronacrisis in vluchtelingenkampen. Wie kijkt er nog naar ze om?’40x Handelingen II 2019/20, nr. 88, item 9, p. 23.

      Desalniettemin is ook het tegenovergestelde narratief van toepassing. In het politiek discours wordt covid eveneens als reden aangedragen om humanitaire hulp voor vluchtelingenkampen buiten Nederland stop te zetten. Dit is dan ook een goed voorbeeld van necropolitics en biopolitics: vluchtelingen maken onderdeel uit van de (menselijke) offers die gemaakt mogen worden indien dit de bescherming van de ‘eigen’ bevolking dient – met name tijdens een crisis. Illustratief voor deze positie is de volgende uitspraak van een PVV-lid:

      ‘Ik wil er bezwaar tegen maken dat we, als die al beschikbaar zouden zijn, eventjes 15.000 hulpgoederen naar Griekse eilanden [met vluchtelingenkampen; MvdW & NvI] gaan sturen terwijl er net bekend is geworden dat er een vijfde dode in Nederland is gevallen en er sprake is van een verdubbeling van het aantal coronagevallen ten opzichte van dinsdag. Dan gaan we toch verdorie niet hulpgoederen die we hier hartstikke hard nodig hebben voor onze eigen mensen naar Griekenland sturen? Zijn we helemaal gek geworden?’41x Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 616, p. 40 (Verslag).

      Al met al zien we ook hier een genuanceerd en tweezijdig beeld: enerzijds komt ook in de context van vluchtelingen(kampen) het mechanisme van ‘governing through’ terug in verschillende vormen (stopzetten humanitaire hulp, angst voor migratietoename), anderzijds worden ook hier vermeende verbanden tussen covid en vluchtelingen genuanceerd door stelselmatig aandacht te vestigen op omstandigheden in de Europese vluchtelingenkampen.

    • Conclusie

      Het Nederlands politiek en publiek discours tijdens de eerste golf van de pandemie laat een tweezijdig beeld zien: enerzijds wordt migratie en worden migranten­gemeenschappen in Nederland geproblematiseerd in het licht van covid, anderzijds laat de analyse van zowel het politiek als het publiek discours voorts ook zien dat er wel degelijk ‘tegengeluid’ wordt geboden tegen de ‘pandemisering’ van migranten, en dan vooral voor zover het migrantengemeenschappen in Nederland betreft. Hoewel er problemen worden waargenomen in de wijze waarop verschillende groepen mensen zich bijvoorbeeld aan de regels houden, zijn de oorzaken die daarvoor worden aangewezen zeer divers. Met andere woorden, de vooronderstelling ten aanzien van bijvoorbeeld de hogere aantallen Nederlanders met migratieachtergrond op de IC en ook de hogere sterftecijfers onder deze groep worden niet uitsluitend gezocht in die migratieachtergrond. Van klakkeloos ‘governing migration through Covid’, zoals Simon (2007) het waarnam in de context van criminaliteit, lijkt in de eerste fase van de pandemie dan ook geen sprake. Met uitzondering van de partijen die een expliciete antimigratie-, anti-islam- en anti-‘open’-grenzen­agenda hebben – FvD en PVV –, zijn de overige coalitie- en oppositiepartijen terughoudend in het expliciet linken van covid aan migratie en het op basis daarvan voorstellen van strikter antimigratiebeleid. Toch geeft dit wat ons betreft niet ­direct reden tot groot optimisme ten aanzien van een mogelijke kentering in de ­negatieve associaties die worden gelegd met migratie en migranten(gemeenschappen). Deze wellicht sceptische houding wordt versterkt door de mate waarin ‘crimmigratie’ – het koppelen van migratie en criminaliteit – genormaliseerd lijkt te zijn geraakt in dit discours, en dat noch regeringspartijen, noch oppositiepartijen daar vraagtekens bij zetten.

      Een belangrijke beperking van het onderzoek is gelegen in de beperkte periode waar het onderzoek op ziet. Zoals reeds een aantal keer is aangegeven, beperkt ons onderzoek zich tot de eerste fase van de pandemie in Nederland – de verzamelde data zien op de eerste en (een deel van de) tweede golf. Inmiddels zitten we ten tijde van het herschrijven van deze conclusie aan het begin van een mogelijke (zesde of zevende) zomergolf. Het zou dan ook interessant zijn om te bezien in hoeverre de in deze bijdrage beschreven tendens, zoals waargenomen aan het begin van de pandemie, zich ook in het vervolg van de pandemie heeft voortgezet, dan wel nader vorm heeft gekregen in termen van (ander) discours, maar ook in termen van concreet beleid en wetgeving. Daarnaast is het interessant om onderscheid te maken naar verschillende groepen migranten, iets wat in het onderhavige onderzoek bewust niet is gedaan. Verschillende auteurs hebben inmiddels gewezen op een enigszins ongemakkelijke tegenstelling die zichtbaar lijkt in discussies over arbeidsmigratie en covid. Waar er enerzijds door politici en politiek leiders ogenschijnlijk klakkeloos verbanden werden gelegd tussen bepaalde groepen migranten en het coronavirus ter ondersteuning van een restrictiever migratie- en grens­beleid, heeft de pandemie ook laten zien hoezeer sommige landen economisch afhankelijk zijn van arbeidsmigranten. Deze groep migranten moest daarom mobiel blijven en moest kunnen blijven werken – zelfs in tijden waarin nationale onder­danen van deze (vaak West-Europese) landen werden gemaand om (omwille van het risico op een covidinfectie), thuis te werken en niet te reizen (Berntsen & Skowronek, 2021; Rasnača, 2020). Het zogezegd ‘opofferen’ van de gezondheid van deze ­arbeidsmigranten – vaak seizoenswerkers – ten faveure van de nationale bevolking en de nationale economie is een klassiek voorbeeld van necropolitiek.

      Zowel Bauman als Beck wijst erop dat in tijden van onzekerheid uiteindelijk toch de meest zichtbare groepen ‘anderen’ aangewezen zullen worden als zijnde (mede)verantwoordelijk voor het onderliggende probleem (Beck 1992; Bauman 1998). Het is daarnaast interessant om te bezien op welke wijze de pandemie ons denken over mobiliteit zal beïnvloeden. Om bij Bauman te blijven, is het de vraag in hoeverre toeristen (de postmoderne westerse mens) en vagebonden (vluchtelingen, asielzoekers, illegale immigranten of dissidenten) gelijkelijk weer de wereld zullen kunnen bereizen – ook al doen ze dat om hele andere redenen en vanuit een compleet ander vertrekpunt –, of dat er (nog meer) getracht zal worden om de mobiliteit van vagebonden aan banden te leggen. Waar het volgens Bauman (1998) reeds voor de pandemie zo was dat het licht op groen stond voor de zogenoemde toeristen om zich vrijelijk over de wereld te verplaatsen, terwijl het licht voor vagebonden – of, in Franko’s (2020) woorden, de ‘crimmigrant others’ – op rood stond, is het de verwachting dat dit laatste licht door de pandemie alleen maar donkerder rood zal kleuren. Illustratief voor dit laatste is de ontwikkeling op Europees niveau van het European Travel Information and Authorisation System (ETIAS) als onderdeel van een bredere ontwikkeling naar ‘slimmer’ grenstoezicht. In de omschrijving van ETIAS staat dat het gaat om een ‘largely automated IT system created to identify security, irregular migration or high epidemic risks posed by visa-exempt visitors travelling to the Schengen States, whilst at the same time facilitate cross­ing borders for the vast majority of travelers who do not pose such risks’ (Europese Commissie, n.d.). Irreguliere migratie wordt hier als risico op één hoop gegooid met veiligheid en gezondheidsrisico’s waartegen lidstaten beschermd moeten worden, maar van welke maatregelen toeristen vooral geen last mogen hebben. Ongeacht of en hoe de pandemie gaat eindigen, het ogenschijnlijk eenvoudig en zonder nadere toelichting met elkaar in verband brengen van migratie, (nationale) veiligheid en volksgezondheid is in het licht van de kracht en impact die (politiek) discours kan hebben, gevaarlijk. Bosworth en Guild (2008) wijzen juist op het gevaar dat door dergelijke verbanden te impliceren het voor politici eenvoudiger wordt om te pleiten tegen bestaande soorten en niveaus van migratie, tegen globalisering en ‘to re-inscribe the state’.

    • Literatuur
    • Bacchi, C. (2009). Analysing Policy: What’s the Problem Represented to Be? Frenchs Forest: Pearson Education.

    • Barker, V. (2017). Penal power at the border: realigning state and nation. Theoretical Criminology, 21(4), 441-457.

    • Bauman, Z. (1998). Globalization: The Human Consequences. New York: Columbia University Press.

    • Beck, U. (1992). Risk Society. Towards a New Modernity. London: Sage.

    • Berntsen, L.E. & Skowronek, N.J. (2021). State-of-the-art research overview of the impact of COVID-19 on migrant workers in the EU and the Netherlands. Nijmegen Sociology of Law Working Papers, 1, 1-24.

    • Bosworth, M. (2016). Border criminology: how migration is changing criminal justice. In: M. Bosworth, C. Hoyle & L. Zedner (eds.). Changing Contours of Criminal Justice (1st Ed.). Oxford: Oxford University Press, 213-226.

    • Bosworth, M. (2017). Border criminology and the changing nature of penal power. In: A. Liebling, S. Maruna & L. McAra (eds.). The Oxford Handbook of Criminology (6th Ed.). Oxford: Oxford University Press, 373-390.

    • Bosworth, M. & Guild, M. (2008). Governing through migration control: security and citizenship in Britain. British Journal of Criminology, 48, 703-719.

    • Brouwer, J., Woude, M. van der & Leun, J. van der (2017). Framing migration and the process of crimmigration. A systematic analysis of the media representation of unauthorized immigrants in the Netherlands. European Journal of Criminology, 14(1), 100-119.

    • Brown, W. (2010). Walled States, Waning Sovereignty. New York: Zone Books.

    • Castles, S. & Miller, M.J. (2003). The Age of Migration. New York: Palgrave MacMillan.

    • Dijk, T.A. van (1998). Opinions and ideologies in the press. In: A. Bell & P. Garnett (eds.). Approaches to Media Discourse. Oxford: Blackwell Publishers, 21-63.

    • Europese Commissie. (n.d.). European Travel Information and Authorisation System (ETIAS). Retrieved from https://ec.europa.eu/home-affairs/policies/schengen-borders-and-visa/smart-borders/european-travel-information-authorisation-system_nl.

    • France 24. (2020, 13 March). Hungary’s Orban foreigners, migration for coronavirus spread. Retrieved from www.france24.com/en/20200313-hungary-s-pm-orban-blames-foreign-students-migration-for-coronavirus-spread.

    • Franko, K. (2020). The Crimmigrant Other: Migration and Penal Power. London: Routledge.

    • Franko, K., Woude, M.A.H. van der & Barker, V. (2019). Beacons of tolerance dimmed? Migration, criminalization, and inhospitality in welfare states. In: S.K.N. Bendixsen & T. Wyller (eds.). Contested Hospitalities in a Time of Migration: Religious and Secular Counterspaces in the Nordic Region. New York/London: Routledge, 55-75.

    • Fraser, N. (2008). Scales of Justice: Reimagining Political Space in a Globalizing World. Cambridge: Polity Press.

    • Garland, D. (2001). The Culture of Control. Crime and Social Order in Contemporary Society. Oxford: Oxford University Press.

    • Garnett, P. & Bell, A. (1998). Media and discourse: a critical overview. In: A. Bell & P. Garnett (eds.). Approaches to Media Discourse. Oxford: Blackwell Publishers, 1-20.

    • Leun, J.P. van der (2010). Crimmigratie. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu.

    • Mbembé, J.A. (2003). Necropolitics (L. Meintjes, trans.). Public Culture, 15(1), 11-40.

    • McDonald, M. (2003). Exploring Media Discourse. London: Arnold Publishers.

    • O’Brien, M.L. & Eger, M.A. (2021). Suppression, spikes, and stigma: how COVID will shape international migration and hostilities toward it. International Migration Review, 55(3), 640-659.

    • Piketty, T. (2013). Capital in the Twenty-First Century. Cambridge, MA: Harvard University Press.

    • Rasnača, Z. (2020). Essential but unprotected: highly mobile workers in the EU during the COVID-19 pandemic. ETUI Policy Brief, European Economic, Employment and Social Policy, 9, 1-10.

    • Rijksoverheid. (2020, 11 juni). Eerste aanbevelingen aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Geraadpleegd op www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/06/11/eerste-aanbevelingen-aanjaagteam-bescherming-arbeidsmigranten.

    • Said, E. (1974). An ethics of language. Diacritics, 4(2), 28-37.

    • Sassen, S. (2014). Expulsions: Brutality and Complexity in the Global Economy. Cambridge, MA: Harvard University Press.

    • Simon, J. (2002). Governing through crime metaphors. Brooklyn Law Review, 67, 1035-1070.

    • Simon, J. (2007). Governing through Crime: How the War on Crime Transformed American Democracy and Created a Culture of Fear. Oxford: Oxford University Press.

    • Stumpf, J. (2006). The crimmigration crisis: immigrants, crime, and sovereign power. International Organizations Law Review, 56, 356-420.

    • Sunpuwan, M. & Niyomsilpa, S. (2012). Perception and misperception: Thai public opinions on refugees and migrants from Myanmar. Journal of Population and Social Studies [JPSS], 21(1), 47-58.

    • Tazzioli, M. & De Genova, N. (2020). Kidnapping migrants as a tactic of border enforcement. Environment and Planning D: Society and Space, 38(5), 867-886.

    • Unger, H. von, Scott, P. & Odukoya, D. (2019). Constructing im/migrants and ethnic minority groups as ‘carriers of disease’: power effects of categorization practices in tuberculosis health reporting in the UK and Germany. Ethnicities, 19(3), 518-534.

    • Veiligheidshuis Regio Utrecht. (2018, april). 3 jaar Top X: 2015-2016-2017. Werkwijze & resultaten. Geraadpleegd op www.zorgenveiligheidshuizen.nl/doc/veiligheidshuizen/utrecht/VHRU-drie-jaar-top-x.pdf.

    • Verenigde Naties. (2020, 8 May). Secretary-General Denounces ‘Tsunami’ of Xenophobia Unleashed amid COVID. Calling for All-Out Effort against Hate Speech. Retrieved from www.un.org/press/en/2020/sgsm20076.doc.htm.

    • Weber, L. & Bowling, B. (2008). Valiant beggars and global vagabonds: select, eject, immobilize. Theoretical Criminology, 12(3), 355-375.

    • Weber, L. & McCulloch, J. (2019). Penal power and border control: which thesis? Sovereignty, governmentality, or the pre-emptive state? Punishment & Society, 21, 496-514.

    • Wilders, G. (2020, 11 oktober). Henk en Ingrid (Twitter). Geraadpleegd op https://twitter.com/geertwilderspvv/status/1315232293791969280.

    • Wonders, N. (2008). Globalization, border reconstruction projects, and transnational crime. Social Justice, 34(2), 33-46.

    • Woude, M.A.H. van der (2020). The crimmigrant ‘other’ at Europe’s intra-Schengen borders. In: M. Jesse (ed.). European Societies, Migration, and the Law. The ‘Others’ amongst ‘Us’. Cambridge: Cambridge University Press, 62-80.

    • Woude, M.A.H. van der, Barker, V. & Leun, J. van der (2017). Crimmigration in Europe. European Journal of Criminology, 14(1), 3-6.

    • Woude. M.A.H. van der, Berlo, P. van (2015). Crimmigration at the internal borders of Europe? Examining the Schengen governance package, Utrecht Law Review, 11(1), 61-79.

    • Zerka, P. (2020, 17 March). Europe and the virus: the battle of narratives. European Council of Foreign Relations. Retrieved from https://ecfr.eu/article/commentary_europe_and_the_virus_the_battle_of_narratives/.

    • Bijlage 1. – Handelingen en Kamerstukken (verwijzing in voetnoten: DP)

      1. Handelingen I 2019/20, nr. 29, item 9

      2. Handelingen I 2019/20, nr. 29, item 6

      3. Handelingen I 2019/20, nr. 35, item 6

      4. Handelingen I 2019/20, nr. 31, item 3

      5. Handelingen I 2019/20, nr. 32, item 10

      6. Handelingen II 2019/20, nr. 66, item 2

      7. Handelingen II 2019/20, nr. 90, item 8

      8. Handelingen II 2019/20, nr. 95, item 11

      9. Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 4

      10. Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 10

      11. Handelingen II 2019/20, nr. 96, item 7

      12. Handelingen II 2019/20, nr. 78, item 3

      13. Handelingen II 2019/20, nr. 97, item 14

      14. Handelingen II 2019/20, nr. 97, item 4

      15. Handelingen II 2019/20, nr. 97, item 15

      16. Handelingen II 2019/20, nr. 97, item 17

      17. Handelingen II 2019/20, nr. 79, item 10

      18. Handelingen II 2019/20, nr. 67, item 2

      19. Handelingen II 2019/20/21, nr. 99, item 5

      20. Handelingen II 2019/20, nr. 99, item 7

      21. Handelingen II 2019/20, nr. 99, item 6

      22. Handelingen II 2019/20, nr. 81, item 7

      23. Handelingen II 2019/20, nr. 81, item 4

      24. Handelingen II 2019/20, nr. 63, item 12

      25. Handelingen II 2019/20, nr. 71, item 7

      26. Handelingen II 2019/20, nr. 92, item 2

      27. Handelingen II 2019/20, nr. 68, item 2

      28. Handelingen II 2019/20, nr. 2, item 2

      29. Handelingen II 2019/20, nr. 84, item 2

      30. Handelingen II 2019/20, nr. 3, item 5

      31. Handelingen II 2019/20, nr. 3, item 2

      32. Handelingen II 2019/20, nr. 64, item 2

      33. Handelingen II 2019/20, nr. 85, item 3

      34. Handelingen II 2019/20, nr. 85, item 9

      35. Handelingen II 2019/20, nr. 94, item 3

      36. Handelingen II 2019/20, nr. 73, item 3

      37. Handelingen II 2019/20, nr. 73, item 6

      38. Handelingen II 2019/20, nr. 69, item 2

      39. Handelingen II 2019/20, nr. 4, item 33

      40. Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 2

      41. Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7

      42. Handelingen II 2019/20, nr. 88, item 9

      43. Handelingen II 2019/20, nr. 65, item 3

      44. Handelingen II 2019/20, nr. 74, item 23

      45. Handelingen II 2019/20, nr. 76, item 3

      46. Handelingen II 2019/20, nr. 76, item 6

      47. Handelingen II 2019/20, nr. 89, item 42

      48. Handelingen II 2019/20, nr. 72, item 3

      49. Kamerstukken I 2019/20, 34998, D (Verslag)

      50. Kamerstukken I 2019/20, 34585 en 19637, D (Verslag)

      51. Kamerstukken I 2019/20, 35418 en 35419 (Verslag)

      52. Kamerstukken I 2019/20, 32317, LH (Verslag)

      53. Kamerstukken I 2019/20, 32317, LK (Verslag)

      54. Kamerstukken I 2019/20, 33506, AL (Verslag)

      55. Kamerstukken I 2019/20, 32317, LE (Verslag)

      56. Kamerstukken I 2019/20, 35300 VI en 25295, AK (Verslag)

      57. Kamerstukken I 2019/20, 29362, G (Verslag)

      58. Kamerstukken I 2019/20, 35300 VI en 34964, AI (Verslag)

      59. Kamerstukken I 2020/21, 35483, B (Verslag)

      60. Kamerstukken I 2019/20, 35476, B (Verslag)

      61. Kamerstukken I 2019/20, 35358, B (VV)

      62. Kamerstukken I 2020/21, 35049, H (VV)

      63. Kamerstukken I 2019/20, 35283, D (NVV)

      64. Kamerstukken II 2019/20, 26834, nr. 48 (Verslag)

      65. Kamerstukken II 2020/21, 21501-21504, nr. 234 (Verslag)

      66. Kamerstukken II 2020/21, 19637, nr. 2665 (Verslag)

      67. Kamerstukken II 2019/20, 32793 en 25295, nr. 477 (Verslag)

      68. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21531, nr. 2183 (Verslag)

      69. Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 616 (Verslag)

      70. Kamerstukken II 2019/20, 32851, nr. 61 (Verslag)

      71. Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 617 (Verslag)

      72. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2175 (Verslag)

      73. Kamerstukken II 2019/20, 26448, nr. 632 (Verslag)

      74. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21531, nr. 557 (Verslag)

      75. Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2603 (Verslag)

      76. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2185 (Verslag)

      77. Kamerstukken II 2019/20, 33625, nr. 322 (Verslag)

      78. Kamerstukken II 2019/20, 28684, nr. 628 (Verslag)

      79. Kamerstukken II 2020/21, 29521, nr. 415 (Verslag)

      80. Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 678 (Verslag)

      81. Kamerstukken II 2019/20, 29544, nr. 1024 (Verslag)

      82. Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2662 (Verslag)

      83. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2201 (Verslag)

      84. Kamerstukken II 2019/20, 35300 X, nr. 86 (Verslag)

      85. Kamerstukken II 2019/20, 31288 en 25295, nr. 873 (Verslag)

      86. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2155 (Verslag)

      87. Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 707 (Verslag)

      88. Kamerstukken II 2019/20, 35300 IV, nr. 71 (Verslag)

      89. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2185 (Verslag)

      90. Kamerstukken II 2019/20, 35300 B, nr. 30 (Verslag)

      91. Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2660 (Verslag)

      92. Kamerstukken I 2019/20, 35538 (Verslag)

      93. Kamerstukken II 2019/20, 31317, nr. 622 (Verslag)

      94. Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 636 (Verslag)

      95. Kamerstukken II 2019/20, 32824 en 25295, nr. 296 (Verslag)

      96. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2156 (Verslag)

      97. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21531 en 21112, nr. 500 (Verslag)

      98. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502 en 25295, nr. 2141 (Verslag)

      99. Kamerstukken II 2019/20, 28676, nr. 337 (Verslag)

      100. Kamerstukken II 2019/20, 35470 IV, nr. 6 (Verslag)

      101. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21531, nr. 566 (Verslag)

      102. Kamerstukken II 2019/20, 31753, 24587 en 29279, nr. 196 (Verslag)

      103. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21533, nr. 806 (Verslag)

      104. Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 612 (Verslag)

      105. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2186 (Verslag)

      106. Kamerstukken II 2019/20, 2126 234, nr. 244 (Verslag)

      107. Kamerstukken II 2019/20, 35300 VII, 30821, 30985, 35165 en 35300 B, nr. 124 (Verslag)

      108. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2185 (Verslag)

      109. Kamerstukken II 2019/20, 27926, nr. 324 (Verslag)

      110. Kamerstukken II 2019/20, 33625, 25295 en 34952, nr. 296 (Verslag)

      111. Kamerstukken II 2019/20, 21501215-02, nr. 2161 (Verslag)

      112. Kamerstukken I 2019/20, 32317, LC (EV)

      113. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502 en 21501-21520, nr. 2194 (Verslag)

      114. Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 628 (Verslag)

      115. Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2601 (Verslag)

      116. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2134 (Verslag)

      117. Kamerstukken II 2019/20, 34952, nr. 110 (Verslag)

      118. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502 en 25295, nr. 2153 (Verslag)

      119. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2151 (Verslag)

      120. Kamerstukken II 2019/20, 33694, nr. 58 (Verslag)

      121. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21502, nr. 2136 (Verslag)

      122. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21528 en 25295, nr. 203 (Verslag)

      123. Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 102 (Verslag)

      124. Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615 (Verslag)

      125. Kamerstukken II 2019/20, 29628, nr. 947 (Verslag)

      126. Kamerstukken II 2019-20, 21501-21502 en 25295, nr. 2166 (Verslag)

      127. Kamerstukken II 2019/20, 21501-21533, nr. 799 (Verslag)

      128. Kamerstukken II 2019/20, 35478, nr. 3 (Verslag)

      129. Kamerstukken II 2019/20, 35570 VII, nr. 7 (Verslag)

      130. Kamerstukken II 2019/20, 35450 V, nr. 3 (Verslag)

      131. Kamerstukken II 2019/20, 35450 VII, nr. 3 (Verslag)

      132. Kamerstukken II 2019/20, 35450 XVI, nr. 3 (Verslag)

      133. Kamerstukken II 2019/20, 35450, nr. 3 (Verslag)

      134. Kamerstukken II 2019/20, 35450 XV, nr. 4 (Verslag)

      135. Kamerstukken II 2019/20, 35570 XVII, nr. 8 (Verslag)

      136. Kamerstukken II 2019/20, 27925, nr. 748 (Verslag)

      137. Kamerstukken II 2019/20, 35570 V, nr. 12 (Verslag)

      Bijlage 2. – Nieuwsartikelen (verwijzing in voetnoten: DM)

      1. Vluchteling op Samos wanhopig

      2. Afrika vergeten in coronacrisis is niet in ons belang

      3. Bosbrand bij overvol vluchtelingenkamp op Grieks eiland Samos

      4. ‘Wij leven hier al jaren tussen ratten en kakkerlakken’

      5. Wordt het ooit weer normaal? NRC peilt de stemming in elf Nederlandse buurten

      6. 69 nieuwe coronadoden gemeld in Nederland, 44 ziekenhuisopnames

      7. Alles beter dan ‘dat daar’. De Polen oordelen over vijf jaar sociaal-nationalisme

      8. ‘Als er één besmet raakt, krijgen we het allemaal’

      9. Amsterdamse Ghanezen hebben vaker corona-antistoffen in bloed

      10. Arts op de Sea-Watch 4; een droom om moedeloos van te raken

      11. Artsen zonder Grenzen waarschuwt voor corona in Griekse vluchtelingenkampen

      12. Corona Nieuws VN vrezen xenofobie

      13. Artsen zonder Grenzen hervat migrantenmissie op Middellandse Zee

      14. Bij Ventimiglia willen vluchtelingen grens over

      15. ‘Blijf positief en vertrouw op Allah’

      16. Buurtsuper en moskee moeten helpen om íédereen te bereiken met coronacampagne

      17. Corona houdt de Bijlmer in zijn greep

      18. Corona in kamp gevluchte Rohingya

      19. Corona in kamp Moria zal catastrofale gevolgen hebben

      20. ‘Corona is niet iets om geheim te houden’

      21. Corona is niet kleurenblind, onderzoek wel

      22. Corona Jihad

      23. Coronavirus duikt op in Rohingya-vluchtelingenkamp in Bangladesh

      24. Covid en geweld Libië dwingen migrant naar Canarische Eilanden

      25. Mensenrechten in tijden van corona. ‘De kaarten zijn in de lucht gegooid’

      26. De noodzaak van vaccinsolidariteit boven vaccinnationalisme is groot

      27. De overheid greep redelijk snel in en de toeristen bleven weg

      28. Een vaccin en zijn politieke context. De vader en moeder van BNT162b2

      29. De volgende brand hangt in de lucht

      30. ‘Deze ramadan maakt extra indruk’

      31. Discrimineert het coronavirus? Het heeft er alle schijn van

      32. Precaire beroepen: het romantische beeld van Europa. Een keizer zonder kleren

      33. Eerste 25 van de honderd kwetsbare Griekse vluchtelingen in Nederland aangekomen

      34. Eerste coronadode in Grieks migrantenkamp

      35. Empathie

      36. Evacueer vluchtelingen op Griekse eilanden, nu

      37. Geen ‘brasa’ in de Bijlmer: waarom slaat corona hier zo hard toe?

      38. ‘Gevaarlijke situatie’ in azc’s door tekort hulpmiddelen

      39. Gran Canaria gaat meer tentenkampen bouwen

      40. Grenscontrole Duitsland rond arbeidsmigranten

      41. Grieken bouwen een muur tussen Lesbos en Turkije

      42. Griekse migratiekwestie blijft zorgelijk

      43. Nederland laat jonge asielzoekers in de steek. ‘Harteloos en xenofoob’

      44. Heel Parijs binnen, behalve het uitschot

      45. Hekken rond de wijk: corona én het nieuwe coronabeleid treffen vooral de armsten

      46. Het plein van de Al-Haram Moskee in Mekka is leeg, zoals ook het Sint-Pietersplein in Rome leeg is

      47. Hoop in tijden van misère

      48. ‘Hulp aan Afrika is in ons belang’

      49. IC-chef Girbes: fout om patiënten om etniciteit anders te behandelen

      50. Imam: ‘Coronabesmetting wordt soms verzwegen’

      51. In de Randstad liggen corona-IC’s vol migranten

      52. In de Randstad liggen de corona-IC’s vol migranten

      53. In Moria zitten vluchtelingen klem

      54. Investeer juist nu in armoedebestrijding

      55. Kunnen de rechts-populistische partijen binnen Europa electoraal munt slaan uit de ziekte-uitbraak?

      56. Maduro: vluchtelingen zijn virusdragers

      57. Migranten als zondebok de woestijn in sturen? Ik denk niet dat wij daar als samenleving beter van worden

      58. Migranten sterven relatief vaker aan coronavirus

      59. Niet iedereen kan verantwoordelijkheid voor gezondheid aan

      60. Offerfeest op 1,5 meter: inmiddels weten de gelovigen hoe het werkt

      61. Ongezonder, lager geschoold, niet altijd thuis kunnen werken

      62. Ook de ramadan is even anders

      63. Op elkaars lip in plastic tenten

      64. Op Lesbos is de chaos compleet. 12.000 mensen op straat, terwijl corona rondwaart

      65. Opvallend veel migranten onder Britse coronadoden

      66. Opvang asielzoekers zit weer propvol; opvang in Nederland zit vol

      67. Overal extra coronacontroles, maar fruitkweker René Simons vreest ze niet

      68. Relatief veel migranten sterven door coronavirus

      69. Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus

      70. Stroom bootmigranten uit Libië zwelt weer aan

      71. Essay Vluchtelingen en Europa. Tegen elke prijs

      72. Veel coronapatiënten met migratieachtergrond op ic’s: taalproblemen kunnen rol spelen

      73. ‘Verplaats vluchtelingen op Lesbos naar lege hotels’

      74. Vluchtelingen betalen hoge prijs voor pandemie: miljoenen mensen krijgen niet de hulp die ze nodig hebben

      75. Vluchtelingen op Lesbos in gevaar na besmetting

      76. Vluchtelingen op Lesbos willen niet opnieuw in een kamp, ook al is het splinternieuw

      77. Column. Volk van buiten

      78. Voor je het weet zit er 30 man in de huiskamer tijdens het Offerfeest

      79. Voor vluchtelingen is corona slechts een van de problemen

      80. Wie zijn hier de verliezers?

      81. Wordt de ene bevolkingsgroep harder geraakt door corona dan de andere

      82. Zondebok

      83. Zorg dat we in deze crisis geen groepen vergeten

      84. Zwakke groepen zijn immuun voor coronabeleid

    Noten

    • 1 Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 3, item 5, p. 33 en 55.

    • 2 De term ‘Top-X aanpak’ komt oorspronkelijk uit het strafrechtelijk domein. De aanpak bestaat onder andere uit monitoring en begeleiding van jonge daders (voornamelijk van delicten als straatroof, woninginbraak en overval) (Veiligheidshuis Regio Utrecht, 2018).

    • 3 Kamerstukken II 2019/20, 19637, nr. 2603, p. 5-6.

    • 4 Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 66, item 2, p. 2.

    • 5 Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 4, p. 4.

    • 6 Zie ook Handelingen II 2019/20, nr. 2, item 2, p. 120.

    • 7 Handelingen II 2020/21, nr. 70, item 4, p. 2.

    • 8 Deze zijn verworven via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/uitgebreidzoeken/parlementair.

    • 9 Dit zijn AD/Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Stentor, De Gelderlander, Noordhollands Dagblad, De Telegraaf, Brabants Dagblad, Eindhovens Dagblad, Tubantia, de Volkskrant, Dagblad De Limburger en BN DeStem.

    • 10 Voor het onderzoek is financiering verkregen van het Leids Universiteits Fonds.

    • 11 Zie bijlage 1 voor een overzicht van deze 137 Handelingen en Kamerstukken.

    • 12 Zie bijlage 2 voor een overzicht van deze 84 nieuwsartikelen.

    • 13 DP 1, 3, 6, 7, 17, 20, 22, 24, 26-28, 31, 32, 35, 38, 42, 43, 45, 46, 50, 61, 62, 69, 82, 85, 90, 91, 93, 96, 98, 104, 112, 114-117, 121, 122, 124, 126, 135, 137.

    • 14 Handelingen I 2019/20, nr. 29, item 9, p. 2.

    • 15 Handelingen II 2019/20, nr. 66, item 2, p. 2.

    • 16 Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag).

    • 17 Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag).

    • 18 Kamerstukken II 2019/20, 32317 en 25295, nr. 615, p. 2 (Verslag).

    • 19 DP 3, 41.

    • 20 Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 15.

    • 21 Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 3.

    • 22 Handelingen II 2019/20, nr. 87, item 7, p. 4.

    • 23 Handelingen I 2019/20, nr. 35, item 6, p. 28.

    • 24 DM 77, 52, 58, 49.

    • 25 DM 57, 82.

    • 26 DM 78, 60, 30, 15.

    • 27 DM 5, 37, 17, 78.

    • 28 DM 20, 50.

    • 29 DM 22, 45, 56, 80, 77.

    • 30 DM 83, 81, 84, 78.

    • 31 DM 84, 72.

    • 32 DP 10, 20, 26-30, 32, 36, 37, 40-42, 45, 47, 50, 58, 61, 65, 66, 69, 74, 77-85, 88, 90, 91, 94, 95, 97, 98, 101, 107, 110, 115-117, 120, 121, 123-125, 128, 129, 131, 132, 134, 135.

    • 33 Handelingen II 2019/20, nr. 73, item 6, p. 16.

    • 34 DM 1, 79, 76, 75, 73, 71, 70, 69, 64, 63, 56, 41, 39, 36, 34, 33, 29, 24, 23, 19, 18, 14, 13, 12, 11, 10, 8, 4, 3, 2.

    • 35 DM 8, 11, 10.

    • 36 DM 75, 64, 34, 18, 19, 14.

    • 37 DM 48, 24.

    • 38 DM 48, 2.

    • 39 DM 13.

    • 40 Handelingen II 2019/20, nr. 88, item 9, p. 23.

    • 41 Kamerstukken II 2019/20, 32317, nr. 616, p. 40 (Verslag).


Print dit artikel