Tijdschrift over Cultuur & CriminaliteitAccess_open

Artikel

Stephen Graham

Trefwoorden militarization of space, security, cities
Toon PDF Toon volledige grootte
Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
. (2012). Stephen Graham. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit (1) 1, 74-78.

Dit artikel wordt geciteerd in

      In zijn boek Cities under Siege (2010) schrijft de Britse geograaf Stephen Graham dat militaire ideeën over het volgen, signaleren en bepalen van mensen en doelwitten verregaand zijn doorgedrongen in de stad. Graham noemt dit ‘het nieuwe militaire urbanisme’: een stelsel van ideeën, technieken en normen uit het militaire denken dat als een net is uitgeworpen over het moderne stedelijk leven. Of je nu in de file staat met je auto, in de rij op het vliegveld, of gewoon door de stad loopt – er is sprake van een constante monitoring via allerlei technologische middelen die tot doel hebben bedreigingen op voorhand te signaleren. In een interview met de blogspot Subtopia gaat Graham uitgebreid in op de achtergrond van het nieuwe militaire urbanisme en het veranderde idee van het ‘binnen’ en ‘buiten’ in de stad.1xHet volledige interview kan worden nagelezen op <subtopia.blogspot.com/2007/08/city-in-crosshairs-conversation-with.html>. Een deel van dit interview is reeds vertaald en is gepubliceerd in Open. Cahier over kunst en het publieke domein, nr. 18: <www.skor.nl/_files/Files/OPEN18_P34-53.pdf>.

      Bryan Finoki [BF]: Allereerst ben ik benieuwd wat uw visie is op de Global City en de militaire rol van deze mondiale stad in het alles verslindende mondiale kapitaal. Ik ben ook benieuwd naar het tegenovergestelde, namelijk hoe het in de aard van steden ligt om elk imperialisme te weerstaan, in plaats van alleen maar het expanderende kapitalisme aan te zuigen.
      Stephen Graham [SG]: Mondiale steden zijn van vitaal militair belang, omdat ze de belangrijkste hubs vormen in de transnationale structuren van het neoliberale kapitalisme. Ze organiseren de financialisering en productie van ruimten (zo beheert en beheerst bijvoorbeeld Londen in feite de financiële structuren van grote delen van Afrika en het Midden-Oosten). Ze orkestreren de almaar toenemende invloed van het neoliberalisme. Het zijn de belangrijkste schakelpunten in het proces waarin infrastructuren voor transnationaal beheer, transport en logistiek worden aaneengeschakeld. En steden staan natuurlijk bij uitstek symbool voor het transnationale kapitalisme, en zijn daardoor kwetsbaar als symbolisch doelwit. Maar, zoals u zegt, mondiale steden zijn net als alle andere steden ook poreuze en chaotische ruimten en ze bieden een ongekende variëteit aan ruimte-tijden, die veel meer omvatten dan alleen hun financiële hart, logistieke functie of staatsmacht. De diasporische gemeenschappen en sociale bewegingen die zich het sterkst verzetten tegen het neoliberale kapitalisme werken allemaal met, en binnen, het World City Network, het netwerk van mondiale steden zoals geograaf Peter Taylor dat heeft omschreven.2xZie: P.J. Taylor (2004), World City Network: A Global Urban Analysis. London: Routledge. Zijn idee is dat er een integraal netwerk van mondiale steden bestaat, die gezamenlijk de geografie en politieke economie van het neoliberale kapitalisme orkestreren.

      BF: Het netwerk van mondiale steden gaat uiteraard gepaard met een navenante toename van militarisme. In veel van uw werk deconstrueert u de wijze waarop en de processen waarmee het militarisme een steeds grotere rol is gaan spelen in het aangescherpte veiligheidsbeleid van westerse steden. In hoeverre vormt deze binnenlandse militarisering van de ruimte een spiegel van de bombastische stedelijke woekeringen in de onderontwikkelde wereld? Beginnen de steden hierdoor niet steeds meer op elkaar te lijken, in die zin dat er in de huidige eeuw geen plek meer lijkt te bestaan waar men niet bezig is zich op een oorlog voor te bereiden?
      SG: Dat ben ik met u eens. De mondiale vermenging die tegenwoordig plaatsvindt maakt elk simpel dualisme tussen Noord en Zuid, of ontwikkeld en onderontwikkeld, onbruikbaar. Het heeft meer zin om te denken in termen van transnationale structuren voor beheersing, rijkdom en macht, die in al deze gebieden zijn gevestigd en erdoorheen stromen, zij het op heel verschillende wijzen. In veel ‘ontwikkelde steden’ bestaat eveneens een extreme armoede, en in steden in Zuidoost-, Zuid- en Oost-Azië tref je her en der enclaves aan die getuigen van supermoderne en hightech rijkdom. De constructie, het onderhoud en de expansie van deze geografische archipel is door en door gemilitariseerd en gericht op (een poging tot) totale controle. Neem bijvoorbeeld de gemilitariseerde grenzen en bewakingssystemen waarmee de relatie tussen buitenlandse, vrije handels- en export verwerkende zones en de wereld daarbuiten is georganiseerd. Of de relatie tussen omheinde buurten, geprivatiseerde publiek toegankelijke pleinen, veiligheidszones op vliegvelden en de ‘normale’ buitenwereld van de stad daar omheen. Telkens weer zien we de opkomst van nieuwe stedelijke grenzen, waar een architectuur en technologie van beheersing worden ingezet die de stromen in de stad door ‘verplichte doorgangspunten’ tracht te dwingen, alwaar ze tot in detail kunnen worden onderzocht en indien nodig geïdentificeerd.

      BF: Deze bewakingstechnieken zijn niet alleen wereldomspannend, ook is er tegelijk een explosie gaande in de bouw van grensafscheidingen, die ironisch genoeg pas na de val van de Berlijnse Muur op gang is gekomen. Deze muurprojecten rekken ongetwijfeld de technologische implicaties van de perifere nationale veiligheid op, maar ik ben eerder benieuwd of u het nationalisme nog veel toekomst geeft, juist nu er zoveel geopolitieke grensrelaties worden vastgelegd?
      SG: Het is zeker waar dat er op dit moment ter verdediging van het nationale grondgebied op ongekende schaal architectonische en digitale beheersingswerken uit de grond worden gestampt. Maar volgens mij zijn veel van deze projecten eerder symbolisch dan praktisch van aard. Het zijn fysieke demonstraties dat natiestaten de mondiale stroom van mensen, goederen en kapitaal kunnen beheersen, terwijl dat in veel gevallen domweg niet het geval is. De toekomst van het nationalisme hangt daarom principieel af van de mate waarin het afstand kan nemen van het idee van een verbeelde en homogene gemeenschap en in plaats daarvan leert omgaan met radicale heterogeniteit, vooral in de mondiale steden. Als dat niet gebeurt, zullen we de spanning zien toenemen tussen opvattingen die ofwel het stadsbestuur ondersteunen ofwel het landelijk bestuur. Duidelijk is wel dat Europese naties, en met name ook Japan, niet anders kunnen dat hun immigratieniveaus radicaal op te schroeven, willen ze de economische instorting voorkomen die gegarandeerd optreedt met de geografisch gebonden vergrijzing.

      BF: Wanneer we accepteren dat militarisme de politieke grenzen van een binnen en een buiten mogelijk maakt, voortdurend een conflictgebied creëert als een soort van ‘andere’ plaats buiten het soevereine grondgebied van de natiestaat, dan is het interessant om te zien hoe dit nieuwe militaire urbanisme zowel de fysieke grenzen van natiestaten verstevigt als bepalend is voor de netwerkinfrastructuur van het transnationalisme waarin grenzen theoretisch juist minder relevant lijken. Er lijkt sprake te zijn van een contradictie in deze ruimtelijke militarisering die tegelijkertijd de ‘andere’ lokaliseert buiten de grenzen van stedelijke en geografische patronen, terwijl ze ook dienst bewijst aan de hogere ‘inclusieve’ structuren van het mondiale kapitaal. Met dat in het achterhoofd, hoe worden buitenlandse conflictgebieden steeds opnieuw opgenomen in het nationale weefsel van de stad, of in een natiestaat, in plaats van slechts te bestaan als een plaats buiten de nationale soevereiniteit? Heeft de globalisering met de verspreiding van het kapitaal en de militaire investering ook als effect het internaliseren van het conflictgebied?
      SG: Er bestaan op dit punt grote tegenstellingen. Centraal staat de verschuivende grens die voortdurend wordt getrokken tussen de geconsacreerde en gevierde mobiliteiten van personen, informatie, kapitaal en goederen (‘goede globalisering’) en de mobiliteiten, personen en lichamen die als illegitiem, pathologisch of vijandig worden gezien. Een enorm politiek opportunisme is hier altijd aan het werk, dat profiteert van latente vormen van racisme en van de symbolische demonisering van grote delen van de niet-witte wereld binnen de populaire cultuur en de media. Dus terwijl verscheidene kernindustrieën in Noord-Amerika knarsend tot stilstand zouden komen zonder de mogelijkheid om goedkope ‘illegale’ migranten uit te buiten – in landbouw, toerisme, bouw, kinderopvang, textielindustrie, horeca enzovoort – worden de mobiliteiten van mensen die alles riskeren om in die arbeid te voorzien voortdurend aangevallen en gedemoniseerd. Dit soort arbeid is prima zo lang hij onzichtbaar is en opereert in de kieren van de stad.
      Ook de veranderende geografieën en architectuur van grenzen passen bij dit veranderde idee van het ‘binnen’ en ‘buiten’ van naties. In de plaats van een euclidische geometrie van territoriale staten die alle wereldruimtes bezetten, zien we de opkomst van wat het mondiaal grensassemblage genoemd kan worden. Dit is georganiseerd via architecturale en digitale controletechnologieën die ontworpen zijn langs de cruciale mobiliteitslijnen – doorgaans van stad tot stad. Het mondiale grensassemblage opereert door middel van een continue surveillance, opsporing, profilering en markering van lichamen, goederen, informatie en kapitaal, en door een poging om de legitieme vormen van de illegitieme vormen daarvan te scheiden. Het is preventief omdat het databases en profielen verbindt in voortdurende verbeeldingen van de nabije toekomst. En het bevindt zich zowel binnen de interne ruimte van de natiestaat als ver buiten de territoriale grenzen daarvan. Om een voorbeeld te noemen: immigratie- en havenbeleid in de Verenigde Staten heeft betrekking op een ruimte ver voorbij de grenzen van de Verenigde Staten in de manier waarop het de praktijk op de vliegvelden en havens van al haar belangrijke handelspartners probeert vorm te geven. Ondertussen ontstaan ook nieuwe grenzen binnen naties, bijvoorbeeld wanneer specifieke wijken in de gaten worden gehouden en gesurveilleerd op verdenking van de aanwezigheid van terrorismesympathisanten of van diegenen die als te weinig patriottistisch gezien worden. En we moeten ook niet de mondiale ‘schaduwruimtes’ vergeten waar gevangenen overgedragen worden op vliegvelden, CIA-martelcentra en andere eilanden van uitzondering. Misschien is dit een wereld voorbij burgerschap, gebaseerd op profiling, opsporing en risicoassessment in plaats van op gestandaardiseerde vormen van nationale en politieke rechten? De Verenigde Staten hebben recent met de overheid van Groot-Brittannië de mogelijkheid besproken om visumregelingen in het leven te roepen die verschillend zijn voor Amerikaanse staatsburgers met Pakistaanse banden of oorsprong en voor de rest van de Engelse burgers.

      BF: Wat kunnen we voorspellen over de manier waarop de steden van de toekomst eruit zullen zien en over de manieren waarop ze, zeg over vierhonderd jaar, gepland worden en functioneren? Zullen ze verder degenereren tot economische motoren voor imperialisme, tot gemilitariseerde, half tot ruïnes gereduceerde sloppen in voortdurend conflict, urbicide, en vermorzeld onder het strategisch gewicht van de genetwerkte gevechtsterreinen van het Pentagon? Of kan de Derde Wereld helpen in het genereren van nieuwe modellen voor een ‘anti-imperialistisch stedelijk regime’? Niet alleen lokale steden van verzet, of bunkers voor een geürbaniseerde opstand, maar postimperialistische en postkapitalistische steden, heruitgevonden uit Empire in een nieuwe egalitaire vorm voorbij de ongelijke verdeling van welvaart waarvoor steden door de geschiedenis heen dienst lijken te hebben gedaan? Hoe zullen de steden van een ‘post-Empire’ landschap eruitzien, hoe zullen ze functioneren, hoe zullen ze bestuurd worden, en interessanter nog, hoe zullen ze ontstaan?
      SG: Ik denk dat ‘slimme materialen’, nanotechnologie en biotechnologie in toenemende mate in de architectuur en geografie van de stad verweven zullen worden op manieren die securitisering veel onzichtbaarder en heimelijker maken dan op dit moment het geval is. Het ziet er met andere woorden naar uit dat Deleuzes ‘controlemaatschappijen’ op grote schaal geïntensiveerd zullen worden.3xZie: G. Deleuze (1995), Postscript on control societies. In: Negotiations 1972-1990. New York: Columbia University Press, 177-182. Terwijl ‘ambient intelligence’ en ‘embedded’ of ‘alomtegenwoordige computerisering’ de instrumenten worden om de wereld te organiseren, is het mogelijk dat formeel defensief design in toenemende mate eerder een soort van symbolische marker wordt – een teken van status, centraliteit en van commerciële macht. De werkelijke controlearchitectuur bestaat nu al veel minder uit de voor de hand liggende architectonische brute kracht van muren en verdedigingswallen dan uit algoritmes, software, databases en micro-elektronische opsporingssystemen, satellieten en sensoren, die nauw gekoppeld zijn aan fysieke ruimtes, infrastructuren en lichamen.
      Op de langere termijn en bezien in een bredere context denk ik dat we strategisch gezien terug zullen bewegen in de richting van een multipolaire wereld. Ik denk dat de macht van de Verenigde Staten zal afnemen wanneer haar militaire dominantie steeds moeilijker handhaafbaar zal blijken te zijn, zeker met de chronische begrotingsproblemen, het economisch mismanagement, de uitputting van hulpbronnen en de externalisering van steeds meer activiteiten met hogere toegevoegde waarde naar Azië. China en ook India lijken op te komen als grote economische en militaire supermachten en hun legers zullen zich snel ontwikkelen in de richting van een hoogtechnologische controlearchitectuur die op het moment bijna gemonopoliseerd wordt door de Verenigde Staten. China is, in quasikoloniale rollen, nu al zeer actief in veel delen van Afrika en het Midden-Oosten.
      Dus in plaats van een soort van ‘anti-imperialistisch stedelijk regime’ denk ik dat we waarschijnlijk strijdende transnationale architecturen van imperiaal urbanisme te zien zullen krijgen, die gecentreerd zijn rond de extractie en controle van cruciale hulpbronnen (olie, water, niet overstroomd land, voedsel, technologie); rond de organisatie van transnationale circuits van kapitaalaccumulatie, handel, de exploitatie van arbeid en migratie; en rond de militaire controle van sleutelruimtes en corridors die een (urbaniserend) terrein verbinden met de cruciale vector van lucht- en ruimtemacht.

    Noten

    • * Gedeeltelijke vertaling door Marc Schuilenburg en Willem Schinkel.
    • 1 Het volledige interview kan worden nagelezen op <subtopia.blogspot.com/2007/08/city-in-crosshairs-conversation-with.html>. Een deel van dit interview is reeds vertaald en is gepubliceerd in Open. Cahier over kunst en het publieke domein, nr. 18: <www.skor.nl/_files/Files/OPEN18_P34-53.pdf>.

    • 2 Zie: P.J. Taylor (2004), World City Network: A Global Urban Analysis. London: Routledge.

    • 3 Zie: G. Deleuze (1995), Postscript on control societies. In: Negotiations 1972-1990. New York: Columbia University Press, 177-182.

Gedeeltelijke vertaling door Marc Schuilenburg en Willem Schinkel.

Print dit artikel